woensdag 13 oktober 2010

Jakarta, 12 oktober 2010

"Heeft u even tijd? Ik wil u graag iets vragen." Voor de deur staat Injot, de blinde jongen uit Piju, begeleid door Rivhan, leeftijdgenoot hier uit Sentagi. Binnen begint hij te vertellen. Zijn ogen staren niets-ziend omhoog, maar zijn stem klinkt vast en helder: "Onlangs ben ik begonnen met het houden van bijbelvertellingen voor de leerlingen in het internaat van Seluas. Ik wil de talenten die gekregen heb niet begraven. Mijn wereld mag dan donker zijn, maar daarom kan ik mijn gaven nog wel gebruiken!"

Elke maandag reist hij met de bus van Piju naar Seluas. Daar wordt hij dan opgewacht door één van de leerlingen. Die zitten daar op de SMP (zeg maar: Mavo), acht afkomstig uit de GGRI, en nog een stuk of tien uit andere kerken. Er zit ook een islamitische jongen in  dat internaat, die wil niet meedoen, maar hij loopt er ook niet bij weg als hij dan die avond met ze gaat zingen, en uit de Bijbel gaat vertellen. Uiteraard helemaal uit zijn hoofd, want hij is immers volslagen blind. Nu wil hij graag weten wat ik ervan vind: is dit een goed initiatief? Want hij hecht waarde aan het oordeel van de mensen door wie hij God heeft leren kennen: zoals pendeta Alserda, en de mensen van Litindo."Nee, begrijp me niet verkeerd: ik wil die blanken echt niet verheerlijken, maar zonder hen had ik het Evangelie niet gehoord, en dat is oneindig veel kostbaarder dan geld of goud, want dat gaat over het eeuwige leven! En daarom kom ik ook niet om geld vragen; saya hanya minta dukungan: ik wil alleen maar graag van u horen of ik hier goed aan doe."
We praten een tijdje door over dit prachtige initiatief. Wat een contrast met die jonge predikant, die niet in de pastorie van zijn gemeente wil komen wonen omdat hij te weinig verdient en omdat hij het huis te klein vindt! De kerkeraad van Piju staat er ook achter, en soms gaat er ook iemand met hem mee. Daar leert hij dan ook weer van, vertelt Injot: "Ik ga ze niet alleen maar iets leren, ik steek er zelf ook veel van op!" Als hij vertelt dat ze daar in dat internaat maar één psalmboek hebben, geef ik hem drie nieuwe buku mazmur mee. Rivhan vraagt of ik voor Injot zelf geen bijbel op cassette of CD heb, waar hij naar zou kunnen luisteren. Nee, die heb ik niet, maar daar ga ik beslist naar zoeken als ik in Jakarta ben!
Even later gaan ze weer weg, Injot zorgzaam aan de hand geleid door Rivhan. Bernlef onder de Dayak...

Injot is inderdaad een trouwe bezoeker van onze seminars, en ook deze keer is hij weer present op het seminar voor predikanten en ouderlingen van de GGRI. Ook hier hebben we het weer over de triniteitsleer. Het materiaal is twee maand geleden al onder de predikanten verspreid, maar daar is helaas maar weinig van te merken. De felheid van de discussie vorig jaar in Waingapu is hier in elk geval totaal afwezig; misschien heb ik het nu dan toch beter en meer evenwichtig verwoord? In de discussie gaat het over m.i. wat minder relevante vragen. Pdt Amien vraagt naar de vertaling van de namen van God: in het NT, in het Indonesisch, in de westerse talen; maar ook of nyabata (naam van een god van de Dayak) acceptabel is. Er worden vragen gesteld naar de opvatting van de Yehova-getuigen. Pendeta Klemen, docent aan de theologische opleiding hier in Sentagi, mist in mijn verhaal een weerlegging van de dwaling van de antinomianen (ja ja!). Dat laatste houdt kennelijk verband met zijn eigen onderwerp: hij houdt een verhaal over persembahan; daarin benadert hij het geven in de kerk (collecte, vrijwillige gaven) vooral vanuit de offer-cultus van het OT. Tal van teksten passeren de revue. Hij benadrukt dat de gaven met vreugde gegeven moeten kunnen worden. In de discussie heeft natuurlijk iedereen wat te zeggen, want het geven in de gemeenten laat nog veel te wensen over. Maar uiteindelijk steken ze toch de hand in eigen boezem: als je als predikant, evangelist of ouderling zelf niet het goede voorbeeld geeft, kun je van de gemeenten ook niet veel verwachten!
Het derde onderwerp van deze seminar is de positie van man en vrouw in de kerk. Dat is op de agenda gekomen naar aanleiding van wat ik vorig jaar hier op de synode heb verteld over de discussie daarover bij ons in Nederland. Ik mocht het onderwerp inleiden, en heb dat gedaan aan de hand van het discussiestuk dat onze eigen deputaten in Nederland hebben opgesteld. Er volgt een levendige discussie op; ook hier heeft iedereen wel wat over te zeggen. Helaas vliegen ze wel meteen op de bekende teksten af, zonder zich eerst eens te bezinnen op hoe we die teksten moeten benaderen, en of het verschil in situatie toen en nu misschien ook van belang is. De Bijbel spreekt toch duidelijke taal, die een lerende en regerende functie van de vrouw in de kerk uitsluit. Debora wordt erbij gehaald (OT), en Hanna (NT), maar nee, dat zijn uitzonderingen. Het is volgens hen uitgesloten dat een vrouw de zegen op zou leggen; Israel had toch ook geen priesteressen? En onder de apostelen zoek je ook tevergeefs een vrouw! Iemand is zo scherp om op te merken dat hierin misschien de patriarchale cultuur van destijds een rol speelt; maar daar wordt verder door niemand op ingegaan. Ook niet op de vraag waarom we het dit voorschrift van Paulus vandaag nog wel zouden moeten volgen, terwijl we een regel als dat vrouwen met bedekt hoofd moeten bidden zonder problemen als gedateerd beschouwen. Ik probeer nog eens om een andere benadering van de teksten bespreekbaar te maken, maar pdt Lasen en pdt Dain verwoorden de vrijwel unanieme mening op zó nadrukkelijk manier, dat ik me haast zelf veroordeeld voel, terwijl ik me toch nadrukkelijk onthouden heb van het geven van een eigen mening. Maar kennelijk is de vroeger algemeen aanvaarde mening er hier zo goed ingeprent, dat elke opening andere opvatting bij voorbaat verdacht is. Daarnaast zal ook een rol spelen dat praten over hermeneutiek natuurlijk veel abstracter is, dan praten over concrete teksten; en abstraheren is in voor de mensen hier altijd al erg lastig.

De week op Kalimantan is zomaar voorbij. Ik geef nog een paar dagen les aan de studenten van de theologische opleiding. Het zijn allemaal eerstejaars, en dat kun je merken: ze hebben nog niet zoveel ondergrond, en je kunt veel minder bekend veronderstellen dan wanneer je publiek hebt dat al een paar jaar theologie achter de kiezen heeft. Ook zijn ze niet allemaal even gemotiveerd, heb ik de indruk, maar ook dat is niet ongebruikelijk in het eerste jaar: dan moet nog blijken wie hier echt op zijn plek zit, en wie er gaan afhaken.
Ook woon ik nog een zgn Bijbellezing bij, die elke week op een avond ergens bij iemand thuis wordt gehouden, en waar altijd opvallend veel jeugd aanwezig is. Hier in Sentagi staan ook het internaat van de middelbare school, dus zo heel vreemd is dat niet.

Inmiddels ben ik terug in Jakarta. Zondagmiddag een ontmoeting met Yusup en Warni.
Yusup heeft voor zichzelf de conclusie getrokken, en afscheid genomen van SETIA. Ook de meeste sponsors hebben volgens hem hun steun inmiddels stopgezet. Yusup werkt nu samen met anderen die SETIA hebben verlaten aan het opzetten van een nieuwe stichting; dat moet niet de zoveelste theologische opleiding worden, maar een soort instituut dat diensten aanbiedt aan de kerken in Indonesia. Hij acht de kans groot dat (Indonesische) sponsors die tot voor kort SETIA hielpen, straks hun geld aan dit nieuwe project zullen gaan geven.
Overigens is het niet gezegd dat Yusup bij die stichting zal blijven werken; hij heeft ook een aantrekkelijk aanbod gekregen van Kartidaya, de stichting die het werk van Wycliffe Bibletranslators in Indonesia behartigt. Momenteel ontvangt hij steun vanuit de Jakarta International Christian Fellowship (waar hij en wij ook geregeld kerken). Helaas kan hij er voor de doop van hun jongste kindje niet terecht, want ze kennen daar geen kinderdoop...

Deze laatste dagen van mijn reis doorkruis ik weer zoals gebruikelijk de stad Jakarta. Ik heb de afgelopen maanden her en der nieuwe contacten gelegd, en oude verstevigd. Nu sjouw ik de boekwinkels af om al de toegezegde boeken te kopen en te laten versturen naar de verschillende regio's: een set boeken naar Taklemarto, de nieuwe Litindo-agent in Mamasa; ook een set naar Kabanga in Rantepao, voor de bibliotheek van de STAKN (de grote staatsopleiding theologie in die plaats), boeken voor SungKyo op Papua, en nog meer.
Ook speur ik de winkels af naar een audio-uitgave van de Indonesische Bijbel, om aan Injot op Kalimantan te sturen. 'Toevallig' ontmoet ik bij één van de uitgevers een dame, Eva Kristiaman, die ook contacten heeft in de kringen van Wycliffe en Gospel Recordings. Ze is een Indonesische, maar opgegroeid in Australia en met ook Nederlands bloed in de aderen. Ik vertel haar van mijn zoektocht, en ze weet mij allerlei waardevolle informatie te geven. En de volgende morgen komt er al een email van haar, met gegevens die ze voor mij in Australia heeft ingewonnen! Inmiddels heb ik dan op een door haar genoemde website al het één en ander gedownload en op een CD gebrand. Een ingesproken letterlijke tekst van de Indonesische Bijbelvertaling blijkt er niet te zijn, maar wel een serie geparafraseerde Bijbelverhalen. Daar zal Injot misschien ook wel wat aan hebben. Zo dadelijk nog even op de post doen.

Ja, en dan wordt het tijd om de koffers te pakken! Om een uur of 11 zit ik nog even buiten te genieten van de zwoele avond in een wat melancholieke stemming. Na 76 dagen zit het er bijna op. Ben je daar nooit eenzaam?, vroeg iemand me vanuit Nederland. Ja, natuurlijk heb je best wel eens van die momenten, maar eenzaam, dat voel je je gek genoeg vooral als je net weer terug bent in Wezep. Die eerste week, of weken. Dat komt denk ik omdat je je ervaringen maar met zo weinig mensen echt kunt delen. Het is  ook haast niet over te brengen. En veel mensen vinden het wel leuk om je verhalen te horen, maar gaan vervolgens natuurlijk weer gewoon verder. Maar jij zelf zit nog wel boordevol van de reis, helemaal in beslag genomen door alles wat je beleefd hebt. En dat moet je grotendeels alleen verwerken. Wat je op al die plaatsen tegen bent gekomen; de mensen die je hebt ontmoet, oude en nieuwe vrienden, zo hartverwarmend vaak; de problemen waar je tegenaan gelopen bent; hoe weinig je eigenlijk maar hebt kunnen doen. Hier werk je voor, hier leef je voor! En het is elke keer weer lastig om dat los te laten, ook al zie je er nog zo naar uit om Dineke en de kinderen en kleinkinderen weer te zien!
Afgelopen zondag genoten we van een puur gereformeerde preek bij JICF. Het ging over het wonder van Gods genade. Terugkijkend op mijn reis, wil ik deze serie brieven besluiten met een paar regels uit een lied dat we zongen aan het eind van die dienst:

     Every soul we long to reach
     Every heart we hope to teach
     Everywhere we share His peace
     Is only by His grace!

     Every loving word we say
     Every tear we wipe away
     Every sorrow turned to praise
     Is only by His grace!

woensdag 6 oktober 2010

Talan, Kalimantan-Barst

Ook hier hebben we een boze geest uitgedreven! Ziet u dat meisje daar lopen? Zij werd op een gegeven moment bezeten. Ze gingen er mee naar de dokter, die heeft haar helemaal onderzocht, maar kon niets vinden, en stuurde haar weer naar huis. Toen hebben we haar in de kerk gebracht. Daar werd ze meteen onrustig en bang. We hebben toen voor haar gebeden, en de volgende dag opnieuw bij haar thuis. Bij de derde keer dat we bij haar gingen bidden verliet die boze geest haar. Ze bleef toen eerst een kwartier bewusteloos liggen, daarna kwam ze bij, en toen was ze weer helemaal normaal!

We zijn in Tadan, een zendingspost van de GGRI op Kalimantan. Vanmorgen heb ik hier gepreekt over de geschiedenis van de zeven zonen van Skevas (Hand. 19), en als we daarna door het dorp wandelen vertelt Andreas Bantan dit verhaal, bescheiden, eenvoudig, en zonder enige opsmuk. Ik moet denken aan wat er staat in Markus 16, "De Heer zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen".
We zijn hier bij een frontlijn, waar de boze geesten hun best doen zich te handhaven. Midden in het dorp staat een oud adathuis. Daarin worden de gesnelde koppen bewaard. Van vroeger, want tegenwoordig gebeurt dat natuurlijk niet meer. Alhoewel, bij die zo zorgvuldig in stand gehouden verzameling zitten er ook van Madurezen, een kopje kleiner gemaakt toen de Dayak hen hier eind jaren 90 verdreven. Het oude leven zit nog dicht onder de oppervlakte.
Ook daarover vertelt Andreas. Er is hier nog zoveel onbegrip. Haast iedereen, de kandidaat-ouderlingen inbegrepen, houdt hier nog vast aan de oude adat. En bij de jaarlijkse ceremoniele plechtigheid bij dat adathuis van deze vroegere koppensnellers, nemen ook de gemeenteleden een actief aandeel. Wilt u daar in uw preek niet iets over zeggen? Daarom die preek over die zonen van Skevas, die de naam van Jezus proberen in te passen in hun eigen magische praktijken. Met desastreuze gevolgen! En dan zit de schrik er in één keer goed in bij die jonge gemeente, en begrijpen ze opeens dat er een radicale keuze van hen wordt gevraagd! Laten we bidden dat dat besef hier ook gaat doorbreken.

Tadan ligt dicht bij de grens met Serawak, het Maleisische deel van dit eiland. Vanaf Piju -  ongeveer twee uur met de bus vanaf Sentagi, en dan nog een kwartiertje op de brommer - ben ik komen lopen. De weg gaat over behoorlijk stevige heuvels, en met de zon brandend bijna recht boven je hoofd wil het zweet er dan wel uitkomen! Op Papua loop je eigenlijk steeds onder het dichte bladerdak van het bos, maar hier is alles open en zoek je vergeefs nog een stukje van de oude hutan: daarvoor moet je nog een heel eind verder, de bergen in. We komen wel door een paar stukken bos, maar dat is nieuw bos, hoogstens 15-20 jaar oud, opgeschoten op vroegere ladangs, de akkertjes op de heuvels waar ze hier hun rijst verbouwen. Sawa's zie je hier vrijwel niet.
Onderweg krijgen we nog een stevige onweersbui over ons heen; maakt me niet veel uit, ik ben toch al doorweekt van het transpireren. Dicht bij Tadan ligt er op het boomstammen-pad door één van de moerassen waar we doorheen komen, een groen-gele slang te zonnen. Libertus, de student die op deze tocht mijn gids is, reageert snel, pakt mijn stok, en slaat het reptiel net zo lang op de kop tot hij niet meer beweegt. Het is volgens hem een giftige slang. Meenemen om op te eten?, suggereer ik. Maar kennelijk heeft hij daar geen zin in: als hij er zeker van is dat het beest echt dood is, gooit hij hem weg, een eind van het pad af.
De dorpen liggen hier een stuk dichter bij elkaar dan op Papua. Ik loop totaal nog geen 4 uur, maar kom onderweg langs Piju-lama en Kerumbi. In beide dorpen staat een kerkje; die in Piju-lama heb ik bij een vorig bezoek zelf mogen openen. Al die kerkgebouwtjes lijken trouwens wel volgens dezelfde tekening gebouwd te zijn.
In Kerumbi zit ik een hele tijd te praten met Keruhi, één van de vroegere ouderlingen, die bij de start van het zendingswerk hier betrokken is geweest. Hij probeert me over te halen hier te blijven overnachten: Tadan is echt niet ver, dat kun je morgenvroeg nog makkelijk doen voor de dienst daar begint. Ja, dat zal wel, maar ik heb nu eenmaal een afspraak met Andreas Bantan!

Zondagmiddag vertrekken we weer uit Tadan. Deze keer gaan we met een motor air (planken prauw met buitenboordmotor) over de rivier naar het stadje Seluas. Een stel jongelui gaat mee: die zitten in Seluas op de SMA (middelbare onderwijs), en moeten morgen weer naar school. Halverwege leggen we aan bij de tuin van één van hun ouders; even later komen ze terug met een paar manden vol groenten, eten voor de komende week. En verder gaat het weer, bocht na bocht. Zo langs de rivier lijkt het hier nog het meeste op Papua. Tot we na de laatste bocht de ijzeren brug van Seluas zien liggen.
Als ik de volgende dag met een paar predikanten hier napraat over deze tocht, zegt pendeta Amien dat ik de volgende keer maar eens naar Suti Semarang moet gaan, een zendingspost hier verderop, nog een heel eind voorbij Sebalo waar ik vroeger al eens geweest ben. Goed, dat houden we dan in gedachten voor een volgende keer. Misschien dat daar nog wat maagdelijk oerwoud te vinden is.
Maar het is duidelijk dat de Dayak hier niet meer de bosmensen zijn die hun voorouders vroeger waren. Ze verplaatsen zich in auto's en bussen en op brommers, en hebben in de meeste gevallen nog nooit een stukje echt oerwoud gezien! Ze staan inmiddels midden in de wereld. Zelfs het verschil met 10 of 15 jaar geleden, toen ik hier voor het eerst kwam, is voor mij al erg groot. Daarom wordt het ook tijd om ons eens te gaan bezinnen op de kleding van de predikant, vindt pendeta Lasen. In de andere kerkgenootschappen is het ondenkbaar dat predikanten in overhemd of batikshirt de preekstoel opgaan, en dragen ze allemaal minstens een jasje en een stropdas. Moeten we ons dan niet aanpassen bij wat in het algemeen behoorlijk wordt geacht? In elk geval hier in de gemeenten rond de stad Bengkayang!
Tja, ik denk wel dat hij een punt heeft. In Wanggemalo kleed ik me ook anders als ik moet preken, dan hier op Kalimantan. Natuurlijk is het waar, zoals de oude ds. D. van Dijk het vroeger eens formuleerde: we hebben geen leer-, maar wel kleer-vrijheid. Maar dat wil nog niet zeggen dat je dus wel in je alledaagse kloffie de preekstoel op kan!  

De Dayak van vandaag staan midden in de wereld. Dat wordt me nog eens goed duidelijk op de terugweg van Seluas naar Sentagi. De bus vertrekt keurig op schema, zo rond 3 uur. Maar dan rijden we eerst nog naar een opslagplaatsje, ergens aan een zijweg van dit grensstadje. Vervolgens halen ze tot mijn verbazing alle leuningen en zittingen van de banken uit de bus. De bedoeling wordt al snel duidelijk: in rap tempo wordt de ene na de andere 50-kilo zak suiker vakkundig onder de banken weg gestouwd. Maleisische suiker wel te verstaan, clandestien over de grens gehaald, en nu net zo clandestien vervoerd naar de grote stad Singkawang om daar met een stevige winst verkocht te worden. Suiker in Maleisie is wel minder van kwaliteit dan de Indonesische suiker, maar stukken goedkoper.
Als er zo 6o zakken provisorisch verstopt zijn, en aan het oog onttrokken door een paar zeilen, gaan de zittingen er weer in. Zo van buiten af is er niets meer van te zien, en lijkt het alsof deze bus gewoon passagiers vervoert. Want die kunnen er ondanks die 3000 kilo vracht natuurlijk nog best bij, in de bus, en niet te vergeten bovenop de bus. Een lucratief handeltje, waar behalve deze smokkelaars van Kalimantan ook heel wat anderen mee van profiteren. Halverwege stoppen we bij een controlepost van de politie, en wordt er snel even iets betaald. Dicht bij Bengkayang komt een motoragent ons achterop om ook zijn beloning in ontvangst te nemen om een oogje dicht te doen. Ja, de Dayak hebben de overgang van hun eigen jungle naar die van de hedendaagse Indonesische samenleving inderdaad uitstekend gemaakt!
Zo rijd ik met onder mijn voeten een paar zakken smokkelwaar terug van een zondag uit preken. Ik zit voorin. De chauffeur naast me blijkt ook een christen te zijn, lid van de GPIB (de Protestantse Kerk van West Indonesie). Hij informeert belangstellend wat ik hier op Kalimantan doe. Lesgeven, een seminar? En boeken schrijven? Prachtig! Ja hij kent bapak Jonkman wel. Maar kennelijk heeft hij geen problemen met zijn vrachtje.
Het is al helemaal donker als we bij Bengkayang komen. Ook niet toevallig natuurlijk, met deze lading: dan wil je niet te veel opvallen. Door het duister lopen Libertus en ik de laatste kilometer van de nieuwe brede weg naar Sentagi. Het lijkt wel symbolisch... Overal is de frontlijn. En de moderne boze geest is misschien nog wel moeilijker uit te drijven dan de oude!


maandag 27 september 2010

Rantepao, 26 september 2010

Vol interesse bekijkt Dr. Kabanga de boeken die ik bij me heb. Hij had er meteen naar gevraagd, toen we elkaar gisteren ontmoetten: "Zijn er nog nieuwe boeken van LITINDO?" Het is een hele tijd geleden dat ik hier ben geweest, dus er zitten verschillende titels tussen die hij nog niet heeft. Die legt hij apart, en dat wordt een aardig stapeltje. "Moet ik daar iets voor betalen?" Nee, natuurlijk niet! Veel te mooi dat deze docent zoveel belangstelling heeft voor onze boeken. Als ik vertel dat we nog op zoek zijn naar iemand die Litindo hier in Rantepao wil vertegenwoordigen, biedt hij zichzelf meteen aan: hij wil deze boeken graag introduceren bij de studenten op de 3 theologische opleidingen waar hij les geeft!

 

Het contact met dr. Kabanga verloopt erg plezierig, net als trouwens bij eerdere bezoeken. Hij is er nog één van het oude stempel. Als hij hoort waarover ik in Mamasa les heb gegeven, wordt hij zelfs enthousiast: hij is zelf onlangs gepromoveerd op een onderwerp dat dicht aanligt tegen mijn verhaal, nl over God de Vader en God de Zoon in de Indonesische context. Hij bladert mijn stuk meteen door, en vraagt of hij het mag hebben, om er tzt aan te kunnen refereren in de Indonesische uitgave van zijn dissertatie. Gelukkig heb ik het document op een usb-stick bij me. Ik vraag hem mij te laten weten wat hij er van vindt.

 

Over de term Zoon van God heb ik trouwens hier ook weer lesgegeven. Dat stond niet op mijn agenda, maar ik werd er door Kabanga spontaan toe uitgenodigd. Vroeger had de kerk hier een eigen Theologische Hogeschool, maar in 2005 hebben ze die overgedragen aan de overheid, en werd het een Staatsopleiding voor Protestantse theologie (STAKN). Nu wil de Toraja-kerk toch weer een eigen opleiding hebben. De concrete aanleiding is dat een aantal studenten problemen had op die STAKN, verder gingen studeren aan de INTIM in Makassar, en zich daar ook niet thuis voelden. Die studenten krijgen nu gelegenheid om hier hun studie af te ronden. Maar daarnaast is de wens om de eigen identiteit van de kerken hier te bewaren eveneens een belangrijke factor. Het is de bedoeling dat het uiteindelijk een theologische faculteit wordt van de Christelijke Universiteit (UKI Rantepao) die hier nu inmiddels draait op de oude campus. Maar voorlopig is het nog een onofficieel gebeuren, onder verantwoordelijkheid van de leiding van de Gereja Toraja. En het is ook nog erg kleinschalig: ik heb die morgen welgeteld vijf 4e jaars studenten voor me; er zijn ook nog een stuk of 15 1e en 2e jaars, maar die waren er die dag niet. Ondanks het kleine aantal heb ik ze met plezier een paar uur les gegeven.

 

De reis hierheen had nogal wat voeten in aarde. Ik heb in de vorige brief al iets vertelt over de weg naar Mamasa. Veel is intussen opgeruimd, maar er zijn ook weer nieuwe aard-verschuivingen en steenlawine's die de weg tot halve breedte (of minder) terugbrengen. En de modder in de buurt van Mamasa is door al de regen en door het vrachtverkeer alleen maar erger en dieper geworden. De weg naar Rantepao was verder geen probleem.

 

Deze week ontmoet ik ook een aantal blanke collega's. In Mamasa is dat ds. Kees Buijs van de CGK. Hij heeft vroeger in Mamasa gewoond, later was hij zendeling in Zuid Afrika, en nu werkt hij afwisselend telkens 2 maanden Indonesië en 2 maanden Zuid-Afrika – en bezoekt tussendoor zijn kinderen in Nederland. Kees heeft een eigen kamer in het gastenhuis (was vroeger hun huis!), en we praten heel wat af. Deze keer brengt hij een ongepland bezoek in verband met opnamen die volgende week door Zendtijd voor de Kerken in Mamasa zullen worden gemaakt in het kader van een televisie-kerkdienst in november; bij die uitzending zal als project van de Wilde Ganzen de renovatie van het ziekenhuis in Mamasa worden gepresenteerd. Deze dagen is hij druk om daarvoor een goed plan met begroting klaar te maken. Hij laat me het ziekenhuis zien, en inderdaad: daar mag wel iets aan gebeuren! Maar dan is er ook instructie nodig van de mensen die daar werken: in de onderzoekkamer zitten de oude bloedvlekken aan de muren…

 

Hier in Rantepao heb ik veel contact met ds. Gert de Goeijen en zijn gezin. De GZB heeft hen uitgezonden om hier op het Theologisch Instituut van de Toraja-kerk een bijdrage te leveren aan de praktische vorming van (a.s.) predikanten. Ze zijn hier nog niet zo erg lang, pas vanaf maart. Daarvóór deden ze taalstudie in Yokyakarta; vorig jaar heb ik hen daar opgezocht. Voor hij werd uitgezonden was Gert verbonden aan de PKN in Zwolle (Stinskerk). We zitten deze dagen heel wat af te bomen over theologie, zending, kerkelijke ontwikkelingen, cultuur, en natuurlijk over zijn werk hier. Vrijdagmorgen ben ik aanwezig bij een bespreking met een Australische collega die hier ook aan dat instituut verbonden is, Andrew Buchanan. Deze theoloog van Anglicaanse achtergrond werkt hier al vanaf 2002, en heb ik hier al een paar keer eerder ontmoet. Deze morgen zijn ze zich aan het voorbereiden op een cursus hermeneutiek die ze binnenkort moeten gaan geven. In dat kader komen we ook te spreken over het feit dat er hier in de prediking zo snel aan elke tekst een moralistische toepassing wordt vastgeknoopt: wat je wel en wat je niet moet doen. Andrew denkt dat het te maken heeft met het pragmatisme in de Indonesische samenleving; ik zelf zou het eerder wettische prediking willen noemen. Hoe dan ook: het aspect van wat God doet, en hoe dat van belang is voor jou als hoorder, krijgt in de prediking nauwelijks aandacht. En dat geldt in het algemeen voor vrijwel alle kerken in Indonesië. Terwijl het toch juist allereerst dáárover zou moeten gaan! Dat aspect is bovendien erg relevant in de Indonesische situatie: voor de mensen hier zijn relaties enorm belangrijk. De functie van die relaties zou je kunnen vergelijken met wat bij ons de verzekeringen zijn: jij laat je relaties meegenieten van je overvloed, en als jij op een gegeven moment hulp nodig hebt of oud bent kun je op hen terugvallen. Mensen zijn dus in hoge mate afhankelijk van hun relaties, en ze doen dan ook alles om die relaties goed te houden. Dat weegt als het er op aankomt zelfs zwaarder dan de waarheid, of dan (financiële) eerlijkheid. Tegen die achtergrond is het zaak duidelijk te maken dat God in Christus een relatie met ons wil aangaan, en dat die relatie belangrijker is dan alle andere relaties. Op Hem kun je altijd terugvallen, en bij Hem is je leven pas ècht veilig! Maar ook het wederkerige karakter van de relatie: Hij heeft zóveel gegeven: zijn eigen Zoon! Wat geven wij nu aan Hem?

 

Vanmiddag maak ik met Gert en hun kinderen een tocht in de omgeving. Fantastische uitzichten over de sawa's en de bergen daarachter! Geen wonder dat hier veel toeristen komen. Maar je ziet ook overal de tekenen dat de oude cultuur hier nog springlevend is. Dodenfeesten, en de beelden van overleden voorouders bij de graven, regelmatig voorzien van de nodige geschenken: eten, kleren,  sigaretten. De confrontatie van het Evangelie met de oude heidense gebruiken heeft nog niet veel veranderingen teweeg gebracht. Toch wordt DV in 2013 hier het eeuwfeest van de zending gevierd. Op de terugweg komen we langs het oude huis van de eerste zendeling, Van Loosdrecht. Hij is daar ook vermoord. Per vergissing, omdat de moordenaar het in feite op iemand anders had gemunt? Of omdat hij wel erg strak was ten opzichte van de oude adat? Daarover zijn de meningen verdeeld. De moordenaar is later wel tot geloof gekomen. Maar de oude adat is nog altijd sterk. Dat wil de overheid ook graag zo houden, want dat trekt toeristen, en brengt dus geld in het laatje. Maar hoe staat de kerk eigenlijk tegenover die voorouderverering? Is contextuele theologie het antwoord, en moeten we hier de kant op van Bediako, de Afrikaanse theoloog die in een zelfde soort cultuur Christus als onze grote Voorouder verkondigt? Of is dat grijpen naar de contextualiteit een uitvlucht om de eigen oude identiteit en cultuur te handhaven, zoals prof. Van de Beek stelt? Dan blijft er van een kritische confrontatie van het Evangelie met de heidense gewoonten en gebruiken zoals hier in de Toraja weinig over…

Dat is trouwens iets om over door te denken, ook in onze eigen westerse maatschappij. Hoever staan wij zelf open voor het scherpe Woord, als dat wil snijden in onze eigen levensstijl? Weten wij nog wat het christelijke leven concreet inhoudt, en willen we dat eigenlijk nog wel horen? Of is er ook bij ons nog maar al te vaak sprake van zelfhandhaving…

Schep, o God, een zuiver hart in mij,

vernieuw mijn geest, maak mij standvastig… (Psalm 51:10)

 

A Dieu!

Jaap

 

maandag 20 september 2010

Mamasa, 19 september 2010

"Welke bundel vindt u beter: de Nyanyian Rohani van Kijne, of de Kidung Jemaat die tegenwoordig zo populair is?" Ik hoef niet lang over het antwoord na te denken; je zou het kunnen vergelijken met de oude gezangen zoals van Johannes de Heer en van het gereformeerde kerkboek, en de vloed van evangelische liederen die we ook in Nederland kennen. Geef mij die oude bundel van Kijne maar, daar zit veel meer inhoud in dan in het gros van die andere verzen. "Dat vind ik nou ook!", is de reactie van de vragensteller. Even later vraagt hij of ik hem niet kan helpen aan de oude Bijbelvertaling van Klinkert: die is veel beter voor Bijbelstudie dan de tegenwoordig gangbare vertaling, laat staan nieuwere vertalingen. Al weer dringt zich de vergelijking met Nederland aan me op.

 

De vragen komen van een man die de laatste 30 jaar in de Torajakerk van Rantepao heeft gewoond en gewerkt: bapak Sulle. Hij was daar godsdienstonderwijzer in de stad Makale. Vorig jaar is hij met pensioen gegaan, en nu woont hij weer hier in Mamasa. Uiteraard vergelijkt hij het kerkelijk leven daar in de Gereja Toraja (GT) met hoe het er hier in de Gereja Toraja Mamasa (GTM) voorstaat. Opvallend is dat hij veel positiever oordeelt over de GT dan over de GTM. Zelf zou ik geneigd zijn het andersom in te schatten: de theologen in Rantepao zijn toch een stuk liberaler dan hier! Maar de man is erg stellig, al generaliseert hij wel wat makkelijk, en heeft hij het ook niet over theologie: wat krijgen de ouderlingen hier nu nog voor begeleiding? Ze knijpen hem al als ze moeten voorgaan in gebed voor het eten, laat staan als ze dat moeten doen bij één of andere bijeenkomst. En kijk eens naar de kerkelijke bijdragen: hier geven ze het kleine beetje dat ze nog over hebben na elke dag van de week zeker twee pakjes te hebben opgerookt, maar in de GT hebben ze de mensen bewust gemaakt wat dankbaarheid is, en hoe dat ook uitkomt in de manier waarop je iets geeft. En wat te denken van de Theologische opleiding: daar in Rantepao werken ze er aan dat ze allemaal bevoegde docenten hebben, maar hier hebben ze daar nog helemaal geen beleid voor gemaakt, terwijl er maar twee docenten aan de criteria voldoen! En wat wordt er hier nu nog gedaan aan begeleiding van de ambtsdragers in de gemeenten in al die afgelegen bergdorpen. En er wordt veel te weinig gelezen!

En daarom komt hij bij met mij praten. Ik zit immers in de boeken? Nee, het gaat hem niet allereerst om gesubsidieerde, of zelfs gratis boeken. Maar: hoe krijgen we de mensen aan het lezen?! Hij vertelt van een cursus die hij eens met Kees Buijs heeft gegeven aan afgevaardigden van gemeenten, een week lang hier in Mamasa, waarbij allerlei boeken werden gepresenteerd: van elk boek werd verteld waar het over ging, en wat het belang ervan was voor de praktijk van hun werk. Na afloop konden ze die boeken kopen, en de hele voorraad was in mum van tijd uitverkocht!

Wij van LITINDO willen ook graag dat soort cursussen geven om onze boeken aan de man te brengen. Want inderdaad: hoe komen de boeken anders ooit bij deze mensen terecht, die honderden kilometers van de dichtstbijzijnde echte boekenwinkel wonen? Natuurlijk is er hier in Mamasa een winkeltje van de kerk waar ook boeken worden verkocht, maar ik heb niet de indruk dat daar veel boeken over de toonbank gaan. Misschien iets voor Henk Venema, als het door gaat dat die hier volgend jaar komt lesgeven? Bapak Sulle wil graag helpen.

Ik vertel hem dat we ook op zoek zijn naar iemand die hier 'vertegenwoordiger' van Litindo wil worden. Ik heb het via die winkel hier geprobeerd, maar dat werkt niet. Je moet iemand hebben die de boeken zelf ook leest, en er actief mee aan de slag gaat om de mensen er mee in aanraking te brengen. Precies!, beaamt bapak Sulle. Maar waar vind ik zo iemand! Maar eens met Kees Buijs over praten als die hier morgen komt. Misschien dat Taklemarto, de student die mij hier vorig jaar hielp in de boekenstand van Litindo, er voor in aanmerking zou kunnen komen.

 

De tocht van Makassar naar Mamasa (340 km) was nogal spannend. Het begin ging ongewoon vlot: ik maak de reis op Idul Fitri, de grote islamitische feestdag, en daarom is er totaal geen vrachtverkeer op de weg, geen bussen, en alle winkeltjes en pasars zijn dicht. We kunnen dus heerlijk doorrijden. Maar de weg vanaf de kust bij Polewali de bergen in naar Mamasa, en traject van zo'n 75 km., is een heel ander verhaal. Deze weg is altijd al een ramp, zoveel gaten en kuilen er in zitten, maar nu is het allemaal nog een paar graadjes erger door de vele regen van de afgelopen weken. Om de haverklap komen we bij een plek waar een deel van de berg naar beneden is gekomen, zodat je er maar net langs kunt rijden. Dan weer lijkt het dat er aan de kant van het ravijn een grote hap uit het asfalt is genomen: dat deel van de weg is afgebroken en in de diepte verdwenen. En hoe dichter we bij Mamasa komen, hoe erger het wordt. De laatste 15 km is er geen spoor van asfalt meer te bekennen, en lijkt de hele weg wel alleen uit modder te bestaan. Intussen is het ook gaan regenen. Op een gegeven moment kunnen we bijna niet verder: de enige doorgang is een smal en diep glibberig spoor tussen een berg modder die de weg rechts verspert, en de diepte links pal naast de weg met ver daaronder de rivier. We slippen er gelukkig zonder ongelukken langs. Latere horen we dat de weg hier die dag afgesloten is geweest, en nog maar net weer open was. Je slaakt wel een zucht van opluchting als je dan na 2½ uur eindelijk over de betonnen wegen van Mamasa de laatste paar honderd meter naar het gastenhuis rijdt!

De chauffeur van de auto die ik in Makassar had gehuurd om me naar Mamasa te brengen is een jonge Bugis, een islamiet. Hij gaat meteen weer terug, want hij wil niet het risico lopen die weg bij donker te moeten rijden. Voor hij vertrekt vraagt hij me om voor hem te bidden; hij heeft hem ook erg geknepen, en verzekert me dat dit echt de laatste keer is dat hij iemand naar Mamasa heeft gebracht! Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Ik geef hem het nummer van mijn mobieltje, en 's avonds om een uur of 9 belt hij me op dat hij veilig de kust heeft bereikt.

 

Ondertussen regent het nog elke dag onverminderd door. 's Morgens schijnt de zon, maar zo rond de middag trekt het dicht. Belooft nog wat voor de terugweg. Lopen naar Rantepao, zoals ik van plan was, zit er deze keer dan ook niet in. Jammer, want ik had me best wel verheugd op die tocht door dit schitterende bergland. Maar in de regen gaat de lol er wel gauw af, nog afgezien van de onbegaanbaarheid van de bergpaden. En je kunt zo maar om een bocht tot de ontdekking komen dat de weg verdwenen is… Dus als ik nog naar Rantepao wil, zal ik toch eerst weer de reis terug naar de kust moeten maken, want een rechtstreekse autoverbinding is er niet: eerst naar Polewali, en dan via een andere weg opnieuw de bergen in. Eén troost: dat is dan een doorgaande weg, veel breder en goed onderhouden. Dat kan van de weg naar Mamasa duidelijk niet worden gezegd.

Deze week heb ik hier een drietal dagen kuliah umum gegeven: algemene hoorcolleges voor alle studenten, inclusief de mensen die al een baan hebben en één week per maand de intensieve cursus volgen. Had er zo'n 100 in de zaal zitten. Ik sluit af met een klein tentamen, want ze moeten wel een beoordeling hebben. Dat levert dus nog het nodige correctiewerk op; hoort er nu eenmaal bij, maar het is ook voor jezelf nuttig: je krijgt een beeld van wat wel en wat niet is overgekomen. Het is dezelfde stof die ik vorig jaar ook op Sumba en in Kupang heb behandeld, alleen nu bijgewerkt op grond van de ervaringen toen. Op Kalimantan, begin volgende maand, is het ook nog weer een deel van het programma.

Vanmorgen heb ik Taklemarto weer ontmoet. Hij was één van de 112 afgestudeerden van de STT (Theologische Hogeschool) hier in Mamasa die hun bul kregen uitgereikt. Een plechtigheid die ruim 3½  uur duurde. Wel leuk om eens mee te maken. Ze hadden me gevraagd of ik als gastdocent ook niet in de stoet docenten mee wilde lopen; maar bij gebrek aan een toga in mijn maat heb ik daar maar van afgezien, en ben gewoon bij de genodigden gaan zitten. Het is de tweede keer in het 6-jarig bestaan van de school dat er een wisuda (diploma-uitreiking) wordt gehouden. Alles bij elkaar heeft deze STT nu 374 afgestudeerden afgeleverd; veruit de meesten daarvan volgden de PAK, een opleiding voor godsdienstleraar.

Het begint uiteraard met een kerkdienst. Dat gaat over het zout en het licht van Mat. 5:13-16. We moeten als christenen zulk 'zout' zijn dat de wereld daar beter van wordt. Ben ik het op zich wel mee eens, maar ze gaat wel wat ver als ze vervolgens stelt dat de kerk (!) haar stem moet laten horen bij alle mogelijke misstanden in de maatschappij: Gereja tidak boleh berdiam dalam seribu bahasa! – de kerk mag niet in alle talen zwijgen! Ik heb net het jongste boekje van prof. Van de Beek gelezen (Is God terug?), en die denkt daar (m.i. terecht) duidelijk anders over. Jammer ook dat ze zo'n verschrikkelijke preektoon heeft; hier in Indonesië vinden ze dat prachtig, maar in Nederland zou het zelfs als karikatuur overdreven zijn.

Daarna komen uiteraard de nodige toespraken. De voorzitter van de 'synode' (BPS) benadrukt hoe groot het goed is dat je als kerk een eigen STT hebt. Sommige scholen hebben in het verleden hun best gedaan om STAKN te worden: staatsschool voor theologie (bv in Rantepao). Maar theologie is niet iets voor de staat, maar voor de kerk, want het heeft altijd met doktrin te maken.

 

Eén van de andere gasten blijkt speciaal voor Taklemarto naar Mamasa te zijn gekomen. Het is Philip Campbell, die hier in de Toraja voor Wycliffe Bijbelvertaalwerk doet. Taklemarto is altijd zijn voornaamste helper geweest. Na afloop maken we kennis met elkaar. Hij heeft hier vanaf 1984 een jaar of 6 gewoond, is nu weer terug in de States, maar komt voor zijn werk elk jaar een paar keer naar Mamasa. Verschillende van 'onze' Wycliffers op Papua blijkt hij wel te kennen: Peter Jan de Vries, Dick Kroneman, SungKyu – de wereld is maar klein. Hij vraagt naar het Bijbelvertaalwerk in de Kombai. Ook is hij erg geïnteresseerd in het werk van LITINDO, en hij onderstreept dat er zoveel behoefte is aan goede theologische boeken. Hij had nog nooit van ons bestaan gehoord. Zou het geen idee zijn om een website te hebben waarop te vinden is wat er overal gedaan wordt, en waar iedereen mee bezig is? We weten zo weinig van elkaar, en er gebeurt zo gauw iets dubbel! Laatst ook nog weer in hun eigen organisatie, ging iemand ergens mee aan de gang waar naar later bleek iemand anders op een andere plek al lang mee bezig was.

 

Het is voor mij een hele omschakeling. Hiervóór was ik een maand op Papua. De eerste dagen heb ik daar best wel heimwee naar gehad. Het is niet alleen dat we het daar in Wanggemalo zo ontzettend goed hadden samen (Dineke was er ook), maar vooral dat je je daar zo dicht bij de Here voelt: alsof alle storende bijgeluiden wegvallen: er is niets dat je aandacht afleidt, en zoveel dat je bij je afhankelijkheid van Hem bepaalt. Je wordt dan zo volkomen teruggeworpen op de basis van het leven, de zin van het bestaan, en de kern van de boodschap van de Bijbel! Je leeft er veel intenser, omdat je daar volkomen afgesloten zit van de buitenwereld en alleen met elkaar, met de mensen om je heen, en met God te maken hebt. Als je dan terug in Wamena bent is het al weer zo totaal anders! Laat staan in Wezep, of ook hier in Mamasa. Dit is de geciviliseerde wereld: waar iedereen druk is met van alles en nog wat; waar contacten vaak zo vluchtig zijn omdat haast niemand tijd heeft; waar boven het huis hiernaast nog een eenzame Nederlandse vlag wappert uit de tijd van de WK. Soms krijg je het gevoel dat je op een andere planeet bent geweest, een andere wereld dan die van ons; het leven hier heeft nauwelijks raakvlakken met dat in de Kombai en Korowai.

Dan verlang je wel eens terug naar de intensieve omgang die we daar hadden met de mensen in Wanggemalo. En naar al die keren, dat Dineke en ik op een paar krukjes op het grasveld voor ons huis in de stilte zaten te genieten van het vallen van de avond, en het verschijnen van de sterren, die geweldige hemelkoepel, 180 graden hoog en wijd, eerst de heldere Venus, dan vlak boven de horizon het Zuiderkruis, en tenslotte de witte baan van de Melkweg hoog boven ons. Daar blijf je naar kijken, en ga je van zingen: hoe groot zijt Gij!

 

A Dieu!

Jaap