maandag 27 september 2010

Rantepao, 26 september 2010

Vol interesse bekijkt Dr. Kabanga de boeken die ik bij me heb. Hij had er meteen naar gevraagd, toen we elkaar gisteren ontmoetten: "Zijn er nog nieuwe boeken van LITINDO?" Het is een hele tijd geleden dat ik hier ben geweest, dus er zitten verschillende titels tussen die hij nog niet heeft. Die legt hij apart, en dat wordt een aardig stapeltje. "Moet ik daar iets voor betalen?" Nee, natuurlijk niet! Veel te mooi dat deze docent zoveel belangstelling heeft voor onze boeken. Als ik vertel dat we nog op zoek zijn naar iemand die Litindo hier in Rantepao wil vertegenwoordigen, biedt hij zichzelf meteen aan: hij wil deze boeken graag introduceren bij de studenten op de 3 theologische opleidingen waar hij les geeft!

 

Het contact met dr. Kabanga verloopt erg plezierig, net als trouwens bij eerdere bezoeken. Hij is er nog één van het oude stempel. Als hij hoort waarover ik in Mamasa les heb gegeven, wordt hij zelfs enthousiast: hij is zelf onlangs gepromoveerd op een onderwerp dat dicht aanligt tegen mijn verhaal, nl over God de Vader en God de Zoon in de Indonesische context. Hij bladert mijn stuk meteen door, en vraagt of hij het mag hebben, om er tzt aan te kunnen refereren in de Indonesische uitgave van zijn dissertatie. Gelukkig heb ik het document op een usb-stick bij me. Ik vraag hem mij te laten weten wat hij er van vindt.

 

Over de term Zoon van God heb ik trouwens hier ook weer lesgegeven. Dat stond niet op mijn agenda, maar ik werd er door Kabanga spontaan toe uitgenodigd. Vroeger had de kerk hier een eigen Theologische Hogeschool, maar in 2005 hebben ze die overgedragen aan de overheid, en werd het een Staatsopleiding voor Protestantse theologie (STAKN). Nu wil de Toraja-kerk toch weer een eigen opleiding hebben. De concrete aanleiding is dat een aantal studenten problemen had op die STAKN, verder gingen studeren aan de INTIM in Makassar, en zich daar ook niet thuis voelden. Die studenten krijgen nu gelegenheid om hier hun studie af te ronden. Maar daarnaast is de wens om de eigen identiteit van de kerken hier te bewaren eveneens een belangrijke factor. Het is de bedoeling dat het uiteindelijk een theologische faculteit wordt van de Christelijke Universiteit (UKI Rantepao) die hier nu inmiddels draait op de oude campus. Maar voorlopig is het nog een onofficieel gebeuren, onder verantwoordelijkheid van de leiding van de Gereja Toraja. En het is ook nog erg kleinschalig: ik heb die morgen welgeteld vijf 4e jaars studenten voor me; er zijn ook nog een stuk of 15 1e en 2e jaars, maar die waren er die dag niet. Ondanks het kleine aantal heb ik ze met plezier een paar uur les gegeven.

 

De reis hierheen had nogal wat voeten in aarde. Ik heb in de vorige brief al iets vertelt over de weg naar Mamasa. Veel is intussen opgeruimd, maar er zijn ook weer nieuwe aard-verschuivingen en steenlawine's die de weg tot halve breedte (of minder) terugbrengen. En de modder in de buurt van Mamasa is door al de regen en door het vrachtverkeer alleen maar erger en dieper geworden. De weg naar Rantepao was verder geen probleem.

 

Deze week ontmoet ik ook een aantal blanke collega's. In Mamasa is dat ds. Kees Buijs van de CGK. Hij heeft vroeger in Mamasa gewoond, later was hij zendeling in Zuid Afrika, en nu werkt hij afwisselend telkens 2 maanden Indonesië en 2 maanden Zuid-Afrika – en bezoekt tussendoor zijn kinderen in Nederland. Kees heeft een eigen kamer in het gastenhuis (was vroeger hun huis!), en we praten heel wat af. Deze keer brengt hij een ongepland bezoek in verband met opnamen die volgende week door Zendtijd voor de Kerken in Mamasa zullen worden gemaakt in het kader van een televisie-kerkdienst in november; bij die uitzending zal als project van de Wilde Ganzen de renovatie van het ziekenhuis in Mamasa worden gepresenteerd. Deze dagen is hij druk om daarvoor een goed plan met begroting klaar te maken. Hij laat me het ziekenhuis zien, en inderdaad: daar mag wel iets aan gebeuren! Maar dan is er ook instructie nodig van de mensen die daar werken: in de onderzoekkamer zitten de oude bloedvlekken aan de muren…

 

Hier in Rantepao heb ik veel contact met ds. Gert de Goeijen en zijn gezin. De GZB heeft hen uitgezonden om hier op het Theologisch Instituut van de Toraja-kerk een bijdrage te leveren aan de praktische vorming van (a.s.) predikanten. Ze zijn hier nog niet zo erg lang, pas vanaf maart. Daarvóór deden ze taalstudie in Yokyakarta; vorig jaar heb ik hen daar opgezocht. Voor hij werd uitgezonden was Gert verbonden aan de PKN in Zwolle (Stinskerk). We zitten deze dagen heel wat af te bomen over theologie, zending, kerkelijke ontwikkelingen, cultuur, en natuurlijk over zijn werk hier. Vrijdagmorgen ben ik aanwezig bij een bespreking met een Australische collega die hier ook aan dat instituut verbonden is, Andrew Buchanan. Deze theoloog van Anglicaanse achtergrond werkt hier al vanaf 2002, en heb ik hier al een paar keer eerder ontmoet. Deze morgen zijn ze zich aan het voorbereiden op een cursus hermeneutiek die ze binnenkort moeten gaan geven. In dat kader komen we ook te spreken over het feit dat er hier in de prediking zo snel aan elke tekst een moralistische toepassing wordt vastgeknoopt: wat je wel en wat je niet moet doen. Andrew denkt dat het te maken heeft met het pragmatisme in de Indonesische samenleving; ik zelf zou het eerder wettische prediking willen noemen. Hoe dan ook: het aspect van wat God doet, en hoe dat van belang is voor jou als hoorder, krijgt in de prediking nauwelijks aandacht. En dat geldt in het algemeen voor vrijwel alle kerken in Indonesië. Terwijl het toch juist allereerst dáárover zou moeten gaan! Dat aspect is bovendien erg relevant in de Indonesische situatie: voor de mensen hier zijn relaties enorm belangrijk. De functie van die relaties zou je kunnen vergelijken met wat bij ons de verzekeringen zijn: jij laat je relaties meegenieten van je overvloed, en als jij op een gegeven moment hulp nodig hebt of oud bent kun je op hen terugvallen. Mensen zijn dus in hoge mate afhankelijk van hun relaties, en ze doen dan ook alles om die relaties goed te houden. Dat weegt als het er op aankomt zelfs zwaarder dan de waarheid, of dan (financiële) eerlijkheid. Tegen die achtergrond is het zaak duidelijk te maken dat God in Christus een relatie met ons wil aangaan, en dat die relatie belangrijker is dan alle andere relaties. Op Hem kun je altijd terugvallen, en bij Hem is je leven pas ècht veilig! Maar ook het wederkerige karakter van de relatie: Hij heeft zóveel gegeven: zijn eigen Zoon! Wat geven wij nu aan Hem?

 

Vanmiddag maak ik met Gert en hun kinderen een tocht in de omgeving. Fantastische uitzichten over de sawa's en de bergen daarachter! Geen wonder dat hier veel toeristen komen. Maar je ziet ook overal de tekenen dat de oude cultuur hier nog springlevend is. Dodenfeesten, en de beelden van overleden voorouders bij de graven, regelmatig voorzien van de nodige geschenken: eten, kleren,  sigaretten. De confrontatie van het Evangelie met de oude heidense gebruiken heeft nog niet veel veranderingen teweeg gebracht. Toch wordt DV in 2013 hier het eeuwfeest van de zending gevierd. Op de terugweg komen we langs het oude huis van de eerste zendeling, Van Loosdrecht. Hij is daar ook vermoord. Per vergissing, omdat de moordenaar het in feite op iemand anders had gemunt? Of omdat hij wel erg strak was ten opzichte van de oude adat? Daarover zijn de meningen verdeeld. De moordenaar is later wel tot geloof gekomen. Maar de oude adat is nog altijd sterk. Dat wil de overheid ook graag zo houden, want dat trekt toeristen, en brengt dus geld in het laatje. Maar hoe staat de kerk eigenlijk tegenover die voorouderverering? Is contextuele theologie het antwoord, en moeten we hier de kant op van Bediako, de Afrikaanse theoloog die in een zelfde soort cultuur Christus als onze grote Voorouder verkondigt? Of is dat grijpen naar de contextualiteit een uitvlucht om de eigen oude identiteit en cultuur te handhaven, zoals prof. Van de Beek stelt? Dan blijft er van een kritische confrontatie van het Evangelie met de heidense gewoonten en gebruiken zoals hier in de Toraja weinig over…

Dat is trouwens iets om over door te denken, ook in onze eigen westerse maatschappij. Hoever staan wij zelf open voor het scherpe Woord, als dat wil snijden in onze eigen levensstijl? Weten wij nog wat het christelijke leven concreet inhoudt, en willen we dat eigenlijk nog wel horen? Of is er ook bij ons nog maar al te vaak sprake van zelfhandhaving…

Schep, o God, een zuiver hart in mij,

vernieuw mijn geest, maak mij standvastig… (Psalm 51:10)

 

A Dieu!

Jaap

 

maandag 20 september 2010

Mamasa, 19 september 2010

"Welke bundel vindt u beter: de Nyanyian Rohani van Kijne, of de Kidung Jemaat die tegenwoordig zo populair is?" Ik hoef niet lang over het antwoord na te denken; je zou het kunnen vergelijken met de oude gezangen zoals van Johannes de Heer en van het gereformeerde kerkboek, en de vloed van evangelische liederen die we ook in Nederland kennen. Geef mij die oude bundel van Kijne maar, daar zit veel meer inhoud in dan in het gros van die andere verzen. "Dat vind ik nou ook!", is de reactie van de vragensteller. Even later vraagt hij of ik hem niet kan helpen aan de oude Bijbelvertaling van Klinkert: die is veel beter voor Bijbelstudie dan de tegenwoordig gangbare vertaling, laat staan nieuwere vertalingen. Al weer dringt zich de vergelijking met Nederland aan me op.

 

De vragen komen van een man die de laatste 30 jaar in de Torajakerk van Rantepao heeft gewoond en gewerkt: bapak Sulle. Hij was daar godsdienstonderwijzer in de stad Makale. Vorig jaar is hij met pensioen gegaan, en nu woont hij weer hier in Mamasa. Uiteraard vergelijkt hij het kerkelijk leven daar in de Gereja Toraja (GT) met hoe het er hier in de Gereja Toraja Mamasa (GTM) voorstaat. Opvallend is dat hij veel positiever oordeelt over de GT dan over de GTM. Zelf zou ik geneigd zijn het andersom in te schatten: de theologen in Rantepao zijn toch een stuk liberaler dan hier! Maar de man is erg stellig, al generaliseert hij wel wat makkelijk, en heeft hij het ook niet over theologie: wat krijgen de ouderlingen hier nu nog voor begeleiding? Ze knijpen hem al als ze moeten voorgaan in gebed voor het eten, laat staan als ze dat moeten doen bij één of andere bijeenkomst. En kijk eens naar de kerkelijke bijdragen: hier geven ze het kleine beetje dat ze nog over hebben na elke dag van de week zeker twee pakjes te hebben opgerookt, maar in de GT hebben ze de mensen bewust gemaakt wat dankbaarheid is, en hoe dat ook uitkomt in de manier waarop je iets geeft. En wat te denken van de Theologische opleiding: daar in Rantepao werken ze er aan dat ze allemaal bevoegde docenten hebben, maar hier hebben ze daar nog helemaal geen beleid voor gemaakt, terwijl er maar twee docenten aan de criteria voldoen! En wat wordt er hier nu nog gedaan aan begeleiding van de ambtsdragers in de gemeenten in al die afgelegen bergdorpen. En er wordt veel te weinig gelezen!

En daarom komt hij bij met mij praten. Ik zit immers in de boeken? Nee, het gaat hem niet allereerst om gesubsidieerde, of zelfs gratis boeken. Maar: hoe krijgen we de mensen aan het lezen?! Hij vertelt van een cursus die hij eens met Kees Buijs heeft gegeven aan afgevaardigden van gemeenten, een week lang hier in Mamasa, waarbij allerlei boeken werden gepresenteerd: van elk boek werd verteld waar het over ging, en wat het belang ervan was voor de praktijk van hun werk. Na afloop konden ze die boeken kopen, en de hele voorraad was in mum van tijd uitverkocht!

Wij van LITINDO willen ook graag dat soort cursussen geven om onze boeken aan de man te brengen. Want inderdaad: hoe komen de boeken anders ooit bij deze mensen terecht, die honderden kilometers van de dichtstbijzijnde echte boekenwinkel wonen? Natuurlijk is er hier in Mamasa een winkeltje van de kerk waar ook boeken worden verkocht, maar ik heb niet de indruk dat daar veel boeken over de toonbank gaan. Misschien iets voor Henk Venema, als het door gaat dat die hier volgend jaar komt lesgeven? Bapak Sulle wil graag helpen.

Ik vertel hem dat we ook op zoek zijn naar iemand die hier 'vertegenwoordiger' van Litindo wil worden. Ik heb het via die winkel hier geprobeerd, maar dat werkt niet. Je moet iemand hebben die de boeken zelf ook leest, en er actief mee aan de slag gaat om de mensen er mee in aanraking te brengen. Precies!, beaamt bapak Sulle. Maar waar vind ik zo iemand! Maar eens met Kees Buijs over praten als die hier morgen komt. Misschien dat Taklemarto, de student die mij hier vorig jaar hielp in de boekenstand van Litindo, er voor in aanmerking zou kunnen komen.

 

De tocht van Makassar naar Mamasa (340 km) was nogal spannend. Het begin ging ongewoon vlot: ik maak de reis op Idul Fitri, de grote islamitische feestdag, en daarom is er totaal geen vrachtverkeer op de weg, geen bussen, en alle winkeltjes en pasars zijn dicht. We kunnen dus heerlijk doorrijden. Maar de weg vanaf de kust bij Polewali de bergen in naar Mamasa, en traject van zo'n 75 km., is een heel ander verhaal. Deze weg is altijd al een ramp, zoveel gaten en kuilen er in zitten, maar nu is het allemaal nog een paar graadjes erger door de vele regen van de afgelopen weken. Om de haverklap komen we bij een plek waar een deel van de berg naar beneden is gekomen, zodat je er maar net langs kunt rijden. Dan weer lijkt het dat er aan de kant van het ravijn een grote hap uit het asfalt is genomen: dat deel van de weg is afgebroken en in de diepte verdwenen. En hoe dichter we bij Mamasa komen, hoe erger het wordt. De laatste 15 km is er geen spoor van asfalt meer te bekennen, en lijkt de hele weg wel alleen uit modder te bestaan. Intussen is het ook gaan regenen. Op een gegeven moment kunnen we bijna niet verder: de enige doorgang is een smal en diep glibberig spoor tussen een berg modder die de weg rechts verspert, en de diepte links pal naast de weg met ver daaronder de rivier. We slippen er gelukkig zonder ongelukken langs. Latere horen we dat de weg hier die dag afgesloten is geweest, en nog maar net weer open was. Je slaakt wel een zucht van opluchting als je dan na 2½ uur eindelijk over de betonnen wegen van Mamasa de laatste paar honderd meter naar het gastenhuis rijdt!

De chauffeur van de auto die ik in Makassar had gehuurd om me naar Mamasa te brengen is een jonge Bugis, een islamiet. Hij gaat meteen weer terug, want hij wil niet het risico lopen die weg bij donker te moeten rijden. Voor hij vertrekt vraagt hij me om voor hem te bidden; hij heeft hem ook erg geknepen, en verzekert me dat dit echt de laatste keer is dat hij iemand naar Mamasa heeft gebracht! Ik kan het hem niet kwalijk nemen. Ik geef hem het nummer van mijn mobieltje, en 's avonds om een uur of 9 belt hij me op dat hij veilig de kust heeft bereikt.

 

Ondertussen regent het nog elke dag onverminderd door. 's Morgens schijnt de zon, maar zo rond de middag trekt het dicht. Belooft nog wat voor de terugweg. Lopen naar Rantepao, zoals ik van plan was, zit er deze keer dan ook niet in. Jammer, want ik had me best wel verheugd op die tocht door dit schitterende bergland. Maar in de regen gaat de lol er wel gauw af, nog afgezien van de onbegaanbaarheid van de bergpaden. En je kunt zo maar om een bocht tot de ontdekking komen dat de weg verdwenen is… Dus als ik nog naar Rantepao wil, zal ik toch eerst weer de reis terug naar de kust moeten maken, want een rechtstreekse autoverbinding is er niet: eerst naar Polewali, en dan via een andere weg opnieuw de bergen in. Eén troost: dat is dan een doorgaande weg, veel breder en goed onderhouden. Dat kan van de weg naar Mamasa duidelijk niet worden gezegd.

Deze week heb ik hier een drietal dagen kuliah umum gegeven: algemene hoorcolleges voor alle studenten, inclusief de mensen die al een baan hebben en één week per maand de intensieve cursus volgen. Had er zo'n 100 in de zaal zitten. Ik sluit af met een klein tentamen, want ze moeten wel een beoordeling hebben. Dat levert dus nog het nodige correctiewerk op; hoort er nu eenmaal bij, maar het is ook voor jezelf nuttig: je krijgt een beeld van wat wel en wat niet is overgekomen. Het is dezelfde stof die ik vorig jaar ook op Sumba en in Kupang heb behandeld, alleen nu bijgewerkt op grond van de ervaringen toen. Op Kalimantan, begin volgende maand, is het ook nog weer een deel van het programma.

Vanmorgen heb ik Taklemarto weer ontmoet. Hij was één van de 112 afgestudeerden van de STT (Theologische Hogeschool) hier in Mamasa die hun bul kregen uitgereikt. Een plechtigheid die ruim 3½  uur duurde. Wel leuk om eens mee te maken. Ze hadden me gevraagd of ik als gastdocent ook niet in de stoet docenten mee wilde lopen; maar bij gebrek aan een toga in mijn maat heb ik daar maar van afgezien, en ben gewoon bij de genodigden gaan zitten. Het is de tweede keer in het 6-jarig bestaan van de school dat er een wisuda (diploma-uitreiking) wordt gehouden. Alles bij elkaar heeft deze STT nu 374 afgestudeerden afgeleverd; veruit de meesten daarvan volgden de PAK, een opleiding voor godsdienstleraar.

Het begint uiteraard met een kerkdienst. Dat gaat over het zout en het licht van Mat. 5:13-16. We moeten als christenen zulk 'zout' zijn dat de wereld daar beter van wordt. Ben ik het op zich wel mee eens, maar ze gaat wel wat ver als ze vervolgens stelt dat de kerk (!) haar stem moet laten horen bij alle mogelijke misstanden in de maatschappij: Gereja tidak boleh berdiam dalam seribu bahasa! – de kerk mag niet in alle talen zwijgen! Ik heb net het jongste boekje van prof. Van de Beek gelezen (Is God terug?), en die denkt daar (m.i. terecht) duidelijk anders over. Jammer ook dat ze zo'n verschrikkelijke preektoon heeft; hier in Indonesië vinden ze dat prachtig, maar in Nederland zou het zelfs als karikatuur overdreven zijn.

Daarna komen uiteraard de nodige toespraken. De voorzitter van de 'synode' (BPS) benadrukt hoe groot het goed is dat je als kerk een eigen STT hebt. Sommige scholen hebben in het verleden hun best gedaan om STAKN te worden: staatsschool voor theologie (bv in Rantepao). Maar theologie is niet iets voor de staat, maar voor de kerk, want het heeft altijd met doktrin te maken.

 

Eén van de andere gasten blijkt speciaal voor Taklemarto naar Mamasa te zijn gekomen. Het is Philip Campbell, die hier in de Toraja voor Wycliffe Bijbelvertaalwerk doet. Taklemarto is altijd zijn voornaamste helper geweest. Na afloop maken we kennis met elkaar. Hij heeft hier vanaf 1984 een jaar of 6 gewoond, is nu weer terug in de States, maar komt voor zijn werk elk jaar een paar keer naar Mamasa. Verschillende van 'onze' Wycliffers op Papua blijkt hij wel te kennen: Peter Jan de Vries, Dick Kroneman, SungKyu – de wereld is maar klein. Hij vraagt naar het Bijbelvertaalwerk in de Kombai. Ook is hij erg geïnteresseerd in het werk van LITINDO, en hij onderstreept dat er zoveel behoefte is aan goede theologische boeken. Hij had nog nooit van ons bestaan gehoord. Zou het geen idee zijn om een website te hebben waarop te vinden is wat er overal gedaan wordt, en waar iedereen mee bezig is? We weten zo weinig van elkaar, en er gebeurt zo gauw iets dubbel! Laatst ook nog weer in hun eigen organisatie, ging iemand ergens mee aan de gang waar naar later bleek iemand anders op een andere plek al lang mee bezig was.

 

Het is voor mij een hele omschakeling. Hiervóór was ik een maand op Papua. De eerste dagen heb ik daar best wel heimwee naar gehad. Het is niet alleen dat we het daar in Wanggemalo zo ontzettend goed hadden samen (Dineke was er ook), maar vooral dat je je daar zo dicht bij de Here voelt: alsof alle storende bijgeluiden wegvallen: er is niets dat je aandacht afleidt, en zoveel dat je bij je afhankelijkheid van Hem bepaalt. Je wordt dan zo volkomen teruggeworpen op de basis van het leven, de zin van het bestaan, en de kern van de boodschap van de Bijbel! Je leeft er veel intenser, omdat je daar volkomen afgesloten zit van de buitenwereld en alleen met elkaar, met de mensen om je heen, en met God te maken hebt. Als je dan terug in Wamena bent is het al weer zo totaal anders! Laat staan in Wezep, of ook hier in Mamasa. Dit is de geciviliseerde wereld: waar iedereen druk is met van alles en nog wat; waar contacten vaak zo vluchtig zijn omdat haast niemand tijd heeft; waar boven het huis hiernaast nog een eenzame Nederlandse vlag wappert uit de tijd van de WK. Soms krijg je het gevoel dat je op een andere planeet bent geweest, een andere wereld dan die van ons; het leven hier heeft nauwelijks raakvlakken met dat in de Kombai en Korowai.

Dan verlang je wel eens terug naar de intensieve omgang die we daar hadden met de mensen in Wanggemalo. En naar al die keren, dat Dineke en ik op een paar krukjes op het grasveld voor ons huis in de stilte zaten te genieten van het vallen van de avond, en het verschijnen van de sterren, die geweldige hemelkoepel, 180 graden hoog en wijd, eerst de heldere Venus, dan vlak boven de horizon het Zuiderkruis, en tenslotte de witte baan van de Melkweg hoog boven ons. Daar blijf je naar kijken, en ga je van zingen: hoe groot zijt Gij!

 

A Dieu!

Jaap