woensdag 13 oktober 2010

Jakarta, 12 oktober 2010

"Heeft u even tijd? Ik wil u graag iets vragen." Voor de deur staat Injot, de blinde jongen uit Piju, begeleid door Rivhan, leeftijdgenoot hier uit Sentagi. Binnen begint hij te vertellen. Zijn ogen staren niets-ziend omhoog, maar zijn stem klinkt vast en helder: "Onlangs ben ik begonnen met het houden van bijbelvertellingen voor de leerlingen in het internaat van Seluas. Ik wil de talenten die gekregen heb niet begraven. Mijn wereld mag dan donker zijn, maar daarom kan ik mijn gaven nog wel gebruiken!"

Elke maandag reist hij met de bus van Piju naar Seluas. Daar wordt hij dan opgewacht door één van de leerlingen. Die zitten daar op de SMP (zeg maar: Mavo), acht afkomstig uit de GGRI, en nog een stuk of tien uit andere kerken. Er zit ook een islamitische jongen in  dat internaat, die wil niet meedoen, maar hij loopt er ook niet bij weg als hij dan die avond met ze gaat zingen, en uit de Bijbel gaat vertellen. Uiteraard helemaal uit zijn hoofd, want hij is immers volslagen blind. Nu wil hij graag weten wat ik ervan vind: is dit een goed initiatief? Want hij hecht waarde aan het oordeel van de mensen door wie hij God heeft leren kennen: zoals pendeta Alserda, en de mensen van Litindo."Nee, begrijp me niet verkeerd: ik wil die blanken echt niet verheerlijken, maar zonder hen had ik het Evangelie niet gehoord, en dat is oneindig veel kostbaarder dan geld of goud, want dat gaat over het eeuwige leven! En daarom kom ik ook niet om geld vragen; saya hanya minta dukungan: ik wil alleen maar graag van u horen of ik hier goed aan doe."
We praten een tijdje door over dit prachtige initiatief. Wat een contrast met die jonge predikant, die niet in de pastorie van zijn gemeente wil komen wonen omdat hij te weinig verdient en omdat hij het huis te klein vindt! De kerkeraad van Piju staat er ook achter, en soms gaat er ook iemand met hem mee. Daar leert hij dan ook weer van, vertelt Injot: "Ik ga ze niet alleen maar iets leren, ik steek er zelf ook veel van op!" Als hij vertelt dat ze daar in dat internaat maar één psalmboek hebben, geef ik hem drie nieuwe buku mazmur mee. Rivhan vraagt of ik voor Injot zelf geen bijbel op cassette of CD heb, waar hij naar zou kunnen luisteren. Nee, die heb ik niet, maar daar ga ik beslist naar zoeken als ik in Jakarta ben!
Even later gaan ze weer weg, Injot zorgzaam aan de hand geleid door Rivhan. Bernlef onder de Dayak...

Injot is inderdaad een trouwe bezoeker van onze seminars, en ook deze keer is hij weer present op het seminar voor predikanten en ouderlingen van de GGRI. Ook hier hebben we het weer over de triniteitsleer. Het materiaal is twee maand geleden al onder de predikanten verspreid, maar daar is helaas maar weinig van te merken. De felheid van de discussie vorig jaar in Waingapu is hier in elk geval totaal afwezig; misschien heb ik het nu dan toch beter en meer evenwichtig verwoord? In de discussie gaat het over m.i. wat minder relevante vragen. Pdt Amien vraagt naar de vertaling van de namen van God: in het NT, in het Indonesisch, in de westerse talen; maar ook of nyabata (naam van een god van de Dayak) acceptabel is. Er worden vragen gesteld naar de opvatting van de Yehova-getuigen. Pendeta Klemen, docent aan de theologische opleiding hier in Sentagi, mist in mijn verhaal een weerlegging van de dwaling van de antinomianen (ja ja!). Dat laatste houdt kennelijk verband met zijn eigen onderwerp: hij houdt een verhaal over persembahan; daarin benadert hij het geven in de kerk (collecte, vrijwillige gaven) vooral vanuit de offer-cultus van het OT. Tal van teksten passeren de revue. Hij benadrukt dat de gaven met vreugde gegeven moeten kunnen worden. In de discussie heeft natuurlijk iedereen wat te zeggen, want het geven in de gemeenten laat nog veel te wensen over. Maar uiteindelijk steken ze toch de hand in eigen boezem: als je als predikant, evangelist of ouderling zelf niet het goede voorbeeld geeft, kun je van de gemeenten ook niet veel verwachten!
Het derde onderwerp van deze seminar is de positie van man en vrouw in de kerk. Dat is op de agenda gekomen naar aanleiding van wat ik vorig jaar hier op de synode heb verteld over de discussie daarover bij ons in Nederland. Ik mocht het onderwerp inleiden, en heb dat gedaan aan de hand van het discussiestuk dat onze eigen deputaten in Nederland hebben opgesteld. Er volgt een levendige discussie op; ook hier heeft iedereen wel wat over te zeggen. Helaas vliegen ze wel meteen op de bekende teksten af, zonder zich eerst eens te bezinnen op hoe we die teksten moeten benaderen, en of het verschil in situatie toen en nu misschien ook van belang is. De Bijbel spreekt toch duidelijke taal, die een lerende en regerende functie van de vrouw in de kerk uitsluit. Debora wordt erbij gehaald (OT), en Hanna (NT), maar nee, dat zijn uitzonderingen. Het is volgens hen uitgesloten dat een vrouw de zegen op zou leggen; Israel had toch ook geen priesteressen? En onder de apostelen zoek je ook tevergeefs een vrouw! Iemand is zo scherp om op te merken dat hierin misschien de patriarchale cultuur van destijds een rol speelt; maar daar wordt verder door niemand op ingegaan. Ook niet op de vraag waarom we het dit voorschrift van Paulus vandaag nog wel zouden moeten volgen, terwijl we een regel als dat vrouwen met bedekt hoofd moeten bidden zonder problemen als gedateerd beschouwen. Ik probeer nog eens om een andere benadering van de teksten bespreekbaar te maken, maar pdt Lasen en pdt Dain verwoorden de vrijwel unanieme mening op zó nadrukkelijk manier, dat ik me haast zelf veroordeeld voel, terwijl ik me toch nadrukkelijk onthouden heb van het geven van een eigen mening. Maar kennelijk is de vroeger algemeen aanvaarde mening er hier zo goed ingeprent, dat elke opening andere opvatting bij voorbaat verdacht is. Daarnaast zal ook een rol spelen dat praten over hermeneutiek natuurlijk veel abstracter is, dan praten over concrete teksten; en abstraheren is in voor de mensen hier altijd al erg lastig.

De week op Kalimantan is zomaar voorbij. Ik geef nog een paar dagen les aan de studenten van de theologische opleiding. Het zijn allemaal eerstejaars, en dat kun je merken: ze hebben nog niet zoveel ondergrond, en je kunt veel minder bekend veronderstellen dan wanneer je publiek hebt dat al een paar jaar theologie achter de kiezen heeft. Ook zijn ze niet allemaal even gemotiveerd, heb ik de indruk, maar ook dat is niet ongebruikelijk in het eerste jaar: dan moet nog blijken wie hier echt op zijn plek zit, en wie er gaan afhaken.
Ook woon ik nog een zgn Bijbellezing bij, die elke week op een avond ergens bij iemand thuis wordt gehouden, en waar altijd opvallend veel jeugd aanwezig is. Hier in Sentagi staan ook het internaat van de middelbare school, dus zo heel vreemd is dat niet.

Inmiddels ben ik terug in Jakarta. Zondagmiddag een ontmoeting met Yusup en Warni.
Yusup heeft voor zichzelf de conclusie getrokken, en afscheid genomen van SETIA. Ook de meeste sponsors hebben volgens hem hun steun inmiddels stopgezet. Yusup werkt nu samen met anderen die SETIA hebben verlaten aan het opzetten van een nieuwe stichting; dat moet niet de zoveelste theologische opleiding worden, maar een soort instituut dat diensten aanbiedt aan de kerken in Indonesia. Hij acht de kans groot dat (Indonesische) sponsors die tot voor kort SETIA hielpen, straks hun geld aan dit nieuwe project zullen gaan geven.
Overigens is het niet gezegd dat Yusup bij die stichting zal blijven werken; hij heeft ook een aantrekkelijk aanbod gekregen van Kartidaya, de stichting die het werk van Wycliffe Bibletranslators in Indonesia behartigt. Momenteel ontvangt hij steun vanuit de Jakarta International Christian Fellowship (waar hij en wij ook geregeld kerken). Helaas kan hij er voor de doop van hun jongste kindje niet terecht, want ze kennen daar geen kinderdoop...

Deze laatste dagen van mijn reis doorkruis ik weer zoals gebruikelijk de stad Jakarta. Ik heb de afgelopen maanden her en der nieuwe contacten gelegd, en oude verstevigd. Nu sjouw ik de boekwinkels af om al de toegezegde boeken te kopen en te laten versturen naar de verschillende regio's: een set boeken naar Taklemarto, de nieuwe Litindo-agent in Mamasa; ook een set naar Kabanga in Rantepao, voor de bibliotheek van de STAKN (de grote staatsopleiding theologie in die plaats), boeken voor SungKyo op Papua, en nog meer.
Ook speur ik de winkels af naar een audio-uitgave van de Indonesische Bijbel, om aan Injot op Kalimantan te sturen. 'Toevallig' ontmoet ik bij één van de uitgevers een dame, Eva Kristiaman, die ook contacten heeft in de kringen van Wycliffe en Gospel Recordings. Ze is een Indonesische, maar opgegroeid in Australia en met ook Nederlands bloed in de aderen. Ik vertel haar van mijn zoektocht, en ze weet mij allerlei waardevolle informatie te geven. En de volgende morgen komt er al een email van haar, met gegevens die ze voor mij in Australia heeft ingewonnen! Inmiddels heb ik dan op een door haar genoemde website al het één en ander gedownload en op een CD gebrand. Een ingesproken letterlijke tekst van de Indonesische Bijbelvertaling blijkt er niet te zijn, maar wel een serie geparafraseerde Bijbelverhalen. Daar zal Injot misschien ook wel wat aan hebben. Zo dadelijk nog even op de post doen.

Ja, en dan wordt het tijd om de koffers te pakken! Om een uur of 11 zit ik nog even buiten te genieten van de zwoele avond in een wat melancholieke stemming. Na 76 dagen zit het er bijna op. Ben je daar nooit eenzaam?, vroeg iemand me vanuit Nederland. Ja, natuurlijk heb je best wel eens van die momenten, maar eenzaam, dat voel je je gek genoeg vooral als je net weer terug bent in Wezep. Die eerste week, of weken. Dat komt denk ik omdat je je ervaringen maar met zo weinig mensen echt kunt delen. Het is  ook haast niet over te brengen. En veel mensen vinden het wel leuk om je verhalen te horen, maar gaan vervolgens natuurlijk weer gewoon verder. Maar jij zelf zit nog wel boordevol van de reis, helemaal in beslag genomen door alles wat je beleefd hebt. En dat moet je grotendeels alleen verwerken. Wat je op al die plaatsen tegen bent gekomen; de mensen die je hebt ontmoet, oude en nieuwe vrienden, zo hartverwarmend vaak; de problemen waar je tegenaan gelopen bent; hoe weinig je eigenlijk maar hebt kunnen doen. Hier werk je voor, hier leef je voor! En het is elke keer weer lastig om dat los te laten, ook al zie je er nog zo naar uit om Dineke en de kinderen en kleinkinderen weer te zien!
Afgelopen zondag genoten we van een puur gereformeerde preek bij JICF. Het ging over het wonder van Gods genade. Terugkijkend op mijn reis, wil ik deze serie brieven besluiten met een paar regels uit een lied dat we zongen aan het eind van die dienst:

     Every soul we long to reach
     Every heart we hope to teach
     Everywhere we share His peace
     Is only by His grace!

     Every loving word we say
     Every tear we wipe away
     Every sorrow turned to praise
     Is only by His grace!

woensdag 6 oktober 2010

Talan, Kalimantan-Barst

Ook hier hebben we een boze geest uitgedreven! Ziet u dat meisje daar lopen? Zij werd op een gegeven moment bezeten. Ze gingen er mee naar de dokter, die heeft haar helemaal onderzocht, maar kon niets vinden, en stuurde haar weer naar huis. Toen hebben we haar in de kerk gebracht. Daar werd ze meteen onrustig en bang. We hebben toen voor haar gebeden, en de volgende dag opnieuw bij haar thuis. Bij de derde keer dat we bij haar gingen bidden verliet die boze geest haar. Ze bleef toen eerst een kwartier bewusteloos liggen, daarna kwam ze bij, en toen was ze weer helemaal normaal!

We zijn in Tadan, een zendingspost van de GGRI op Kalimantan. Vanmorgen heb ik hier gepreekt over de geschiedenis van de zeven zonen van Skevas (Hand. 19), en als we daarna door het dorp wandelen vertelt Andreas Bantan dit verhaal, bescheiden, eenvoudig, en zonder enige opsmuk. Ik moet denken aan wat er staat in Markus 16, "De Heer zette hun verkondiging kracht bij met de tekenen die ermee gepaard gingen".
We zijn hier bij een frontlijn, waar de boze geesten hun best doen zich te handhaven. Midden in het dorp staat een oud adathuis. Daarin worden de gesnelde koppen bewaard. Van vroeger, want tegenwoordig gebeurt dat natuurlijk niet meer. Alhoewel, bij die zo zorgvuldig in stand gehouden verzameling zitten er ook van Madurezen, een kopje kleiner gemaakt toen de Dayak hen hier eind jaren 90 verdreven. Het oude leven zit nog dicht onder de oppervlakte.
Ook daarover vertelt Andreas. Er is hier nog zoveel onbegrip. Haast iedereen, de kandidaat-ouderlingen inbegrepen, houdt hier nog vast aan de oude adat. En bij de jaarlijkse ceremoniele plechtigheid bij dat adathuis van deze vroegere koppensnellers, nemen ook de gemeenteleden een actief aandeel. Wilt u daar in uw preek niet iets over zeggen? Daarom die preek over die zonen van Skevas, die de naam van Jezus proberen in te passen in hun eigen magische praktijken. Met desastreuze gevolgen! En dan zit de schrik er in één keer goed in bij die jonge gemeente, en begrijpen ze opeens dat er een radicale keuze van hen wordt gevraagd! Laten we bidden dat dat besef hier ook gaat doorbreken.

Tadan ligt dicht bij de grens met Serawak, het Maleisische deel van dit eiland. Vanaf Piju -  ongeveer twee uur met de bus vanaf Sentagi, en dan nog een kwartiertje op de brommer - ben ik komen lopen. De weg gaat over behoorlijk stevige heuvels, en met de zon brandend bijna recht boven je hoofd wil het zweet er dan wel uitkomen! Op Papua loop je eigenlijk steeds onder het dichte bladerdak van het bos, maar hier is alles open en zoek je vergeefs nog een stukje van de oude hutan: daarvoor moet je nog een heel eind verder, de bergen in. We komen wel door een paar stukken bos, maar dat is nieuw bos, hoogstens 15-20 jaar oud, opgeschoten op vroegere ladangs, de akkertjes op de heuvels waar ze hier hun rijst verbouwen. Sawa's zie je hier vrijwel niet.
Onderweg krijgen we nog een stevige onweersbui over ons heen; maakt me niet veel uit, ik ben toch al doorweekt van het transpireren. Dicht bij Tadan ligt er op het boomstammen-pad door één van de moerassen waar we doorheen komen, een groen-gele slang te zonnen. Libertus, de student die op deze tocht mijn gids is, reageert snel, pakt mijn stok, en slaat het reptiel net zo lang op de kop tot hij niet meer beweegt. Het is volgens hem een giftige slang. Meenemen om op te eten?, suggereer ik. Maar kennelijk heeft hij daar geen zin in: als hij er zeker van is dat het beest echt dood is, gooit hij hem weg, een eind van het pad af.
De dorpen liggen hier een stuk dichter bij elkaar dan op Papua. Ik loop totaal nog geen 4 uur, maar kom onderweg langs Piju-lama en Kerumbi. In beide dorpen staat een kerkje; die in Piju-lama heb ik bij een vorig bezoek zelf mogen openen. Al die kerkgebouwtjes lijken trouwens wel volgens dezelfde tekening gebouwd te zijn.
In Kerumbi zit ik een hele tijd te praten met Keruhi, één van de vroegere ouderlingen, die bij de start van het zendingswerk hier betrokken is geweest. Hij probeert me over te halen hier te blijven overnachten: Tadan is echt niet ver, dat kun je morgenvroeg nog makkelijk doen voor de dienst daar begint. Ja, dat zal wel, maar ik heb nu eenmaal een afspraak met Andreas Bantan!

Zondagmiddag vertrekken we weer uit Tadan. Deze keer gaan we met een motor air (planken prauw met buitenboordmotor) over de rivier naar het stadje Seluas. Een stel jongelui gaat mee: die zitten in Seluas op de SMA (middelbare onderwijs), en moeten morgen weer naar school. Halverwege leggen we aan bij de tuin van één van hun ouders; even later komen ze terug met een paar manden vol groenten, eten voor de komende week. En verder gaat het weer, bocht na bocht. Zo langs de rivier lijkt het hier nog het meeste op Papua. Tot we na de laatste bocht de ijzeren brug van Seluas zien liggen.
Als ik de volgende dag met een paar predikanten hier napraat over deze tocht, zegt pendeta Amien dat ik de volgende keer maar eens naar Suti Semarang moet gaan, een zendingspost hier verderop, nog een heel eind voorbij Sebalo waar ik vroeger al eens geweest ben. Goed, dat houden we dan in gedachten voor een volgende keer. Misschien dat daar nog wat maagdelijk oerwoud te vinden is.
Maar het is duidelijk dat de Dayak hier niet meer de bosmensen zijn die hun voorouders vroeger waren. Ze verplaatsen zich in auto's en bussen en op brommers, en hebben in de meeste gevallen nog nooit een stukje echt oerwoud gezien! Ze staan inmiddels midden in de wereld. Zelfs het verschil met 10 of 15 jaar geleden, toen ik hier voor het eerst kwam, is voor mij al erg groot. Daarom wordt het ook tijd om ons eens te gaan bezinnen op de kleding van de predikant, vindt pendeta Lasen. In de andere kerkgenootschappen is het ondenkbaar dat predikanten in overhemd of batikshirt de preekstoel opgaan, en dragen ze allemaal minstens een jasje en een stropdas. Moeten we ons dan niet aanpassen bij wat in het algemeen behoorlijk wordt geacht? In elk geval hier in de gemeenten rond de stad Bengkayang!
Tja, ik denk wel dat hij een punt heeft. In Wanggemalo kleed ik me ook anders als ik moet preken, dan hier op Kalimantan. Natuurlijk is het waar, zoals de oude ds. D. van Dijk het vroeger eens formuleerde: we hebben geen leer-, maar wel kleer-vrijheid. Maar dat wil nog niet zeggen dat je dus wel in je alledaagse kloffie de preekstoel op kan!  

De Dayak van vandaag staan midden in de wereld. Dat wordt me nog eens goed duidelijk op de terugweg van Seluas naar Sentagi. De bus vertrekt keurig op schema, zo rond 3 uur. Maar dan rijden we eerst nog naar een opslagplaatsje, ergens aan een zijweg van dit grensstadje. Vervolgens halen ze tot mijn verbazing alle leuningen en zittingen van de banken uit de bus. De bedoeling wordt al snel duidelijk: in rap tempo wordt de ene na de andere 50-kilo zak suiker vakkundig onder de banken weg gestouwd. Maleisische suiker wel te verstaan, clandestien over de grens gehaald, en nu net zo clandestien vervoerd naar de grote stad Singkawang om daar met een stevige winst verkocht te worden. Suiker in Maleisie is wel minder van kwaliteit dan de Indonesische suiker, maar stukken goedkoper.
Als er zo 6o zakken provisorisch verstopt zijn, en aan het oog onttrokken door een paar zeilen, gaan de zittingen er weer in. Zo van buiten af is er niets meer van te zien, en lijkt het alsof deze bus gewoon passagiers vervoert. Want die kunnen er ondanks die 3000 kilo vracht natuurlijk nog best bij, in de bus, en niet te vergeten bovenop de bus. Een lucratief handeltje, waar behalve deze smokkelaars van Kalimantan ook heel wat anderen mee van profiteren. Halverwege stoppen we bij een controlepost van de politie, en wordt er snel even iets betaald. Dicht bij Bengkayang komt een motoragent ons achterop om ook zijn beloning in ontvangst te nemen om een oogje dicht te doen. Ja, de Dayak hebben de overgang van hun eigen jungle naar die van de hedendaagse Indonesische samenleving inderdaad uitstekend gemaakt!
Zo rijd ik met onder mijn voeten een paar zakken smokkelwaar terug van een zondag uit preken. Ik zit voorin. De chauffeur naast me blijkt ook een christen te zijn, lid van de GPIB (de Protestantse Kerk van West Indonesie). Hij informeert belangstellend wat ik hier op Kalimantan doe. Lesgeven, een seminar? En boeken schrijven? Prachtig! Ja hij kent bapak Jonkman wel. Maar kennelijk heeft hij geen problemen met zijn vrachtje.
Het is al helemaal donker als we bij Bengkayang komen. Ook niet toevallig natuurlijk, met deze lading: dan wil je niet te veel opvallen. Door het duister lopen Libertus en ik de laatste kilometer van de nieuwe brede weg naar Sentagi. Het lijkt wel symbolisch... Overal is de frontlijn. En de moderne boze geest is misschien nog wel moeilijker uit te drijven dan de oude!