zaterdag 31 maart 2012

Wezep, 31 maart 2012.

Ik sta in de grote boekenzaak van de christelijke uitgeverij BPK. Voor in de winkel ligt een grote stapel van mijn boek over belijdenisgeschriften,”Terpanggil untuk mengakui iman” (“Geroepen om je geloof te belijden”). Bij de kassa staat juist iemand af te rekenen; één van de boeken waarmee hij even later de zaak uitloopt, is dat van mij. Ik ken de man niet, heb geen idee wat hem beweegt mijn boek te kopen, wat hij er mee gaat doen, en al helemaal niet wat het boek met hem gaat doen. Het zaadje verdwijnt om zo te zeggen in de akker…

“Het is eigenlijk precies zo als vroeger. Alleen brachten u en de andere zendelingen het Evangelie toen mondeling, en nu staat het op schrift!” Sem Rumi, zoon van de al lang geleden overleden ds. Rumi, en in de geest van zijn vader een dienende figuur in de kerkeraad van de gemeente te Waena, heeft daarmee de kern geraakt. Zó is LITINDO 20 jaar geleden van start gegaan, op verzoek van de GGRI, die zei: als jullie dan geen nieuwe zendelingen meer kunnen sturen, stuur dan boeken! LITINDO, gewoon een andere vorm van verkondiging van het Evangelie van Christus. Wij zaaien, planten, begieten, maar God doet het zaad ontkiemen en groeien.

Deze laatste week gaat het steeds over boeken. In Sentani heb ik maandag een afsluitende ontmoeting met de BPS, het uitvoerend en vertegenwoordigend orgaan van de Gereformeerde Kerken op Papua (GGRI-P). Ik vertel over mijn ervaringen in het binnenland. Over de situatie van de GGRI-studenten in Wamena: goed dat ze daar zijn, voor henzelf, en voor de relatie met de GJPI, maar ze hebben meer begeleiding nodig. En ze zouden ook wel wat meer vergoeding mogen ontvangen: in Wamena is het leven zeker twee keer zo duur als in Sentani!
Ik vertel over mijn ervaringen in de Kombai en in Boma. Over de hartverwarmende ontmoeting met docenten en studenten van de Praktische Bijbelschool (SAP). Over wat we daar besproken hebben over de distributie van LITINDO-boeken naar het binnenland. Over de suggestie om daarvoor de BPS en het kantoor in Waena in te schakelen.
Zelf beginnen ze over hun verlangen naar een boek dat de geschiedenis van de GGRI op Papua vertelt. In het boekje van ds. Gerrit Riemer over de GGRI komt die geschiedenis wel aan de orde, maar uiteraard erg beknopt. Te beknopt, vinden ze: “Er is zoveel gebeurd, maar straks kennen onze kinderen het alleen nog van onze verhalen…!” Ze hebben gehoord over de promotie van Gerrit de Graaf: is dat boek misschien iets? Ik leg uit dat die dissertatie niet de geschiedenis van de kerken beschrijft, maar van de zending op Papua, en dat is wat anders! Een geschiedenis van de GGRI zou veel breder moeten worden opgezet, meer mondelinge en geschreven bronnen moeten gebruiken, in Nederland, en op Papua; maar zou vooral ook (mee) geschreven moeten worden door iemand van de kerken op Papua, van binnenuit! Ik ben het met hen eens dat dit best wel belangrijk is voor de kerken hier. In het verleden ligt het heden…: de wortels van veel wat er nu speelt liggen in ontwikkelingen in de jaren ’80 en ’90. Als dat verleden niet gedocumenteerd wordt vastgelegd, is het onvermijdelijk dat het verleden op den duur vervaagt, en dat er karikaturen ontstaan. Dan krijgen ook opzettelijk vervalste beelden van het verleden een kans. Lang kan dit ook niet wachten, omdat de bronnen op Papua voor een belangrijk deel mondeling zijn: het geheugen van mensen die alles hebben gezien en meegemaakt. Mensen die er nu nog zijn, maar die zo langzamerhand wel op leeftijd beginnen te komen…

In Jakarta ga ik weer op bezoek bij onze uitgevers. Bij Bina Kasih bestel ik de boeken voor de SAP in Boma. De directeur, pdt Yoel, heeft de manuscripten die ik hem begin februari gegeven heb, bekeken. Over beide voorstellen is hij positief. De dissertatie van ds. Jan Boersema (over huwelijksbetalingen op Sumba) ligt in de lijn van Hidup Baru (“Nieuw Leven”, het boek van ds. Henk Venema over het sagowormenfeest op Papua), en zou als een soort tweede deel in die ‘serie’ passen. En het boekje van ds. Visser over Hooglied (Ik hou zo van jou!) is ook erg welkom: er is in Indonesië nog vrijwel niets over dit Bijbelboekje gepubliceerd.

Bij BPK haal ik een stapel van mijn boek, om mee te nemen naar Nederland. Voor de leden van de Redactieraad van LITINDO, maar ook voor een aantal anderen: geïnteresseerden, en mensen die op onderdelen hebben meegelezen, en die ik een exemplaar heb beloofd. Het zijn dikke, zware boeken. Die passen niet meer in mijn koffer. Dus koop ik op de pasar senin een goedkoop licht koffertje, dat ik er helemaal mee volstop. (Bij de douane op Schiphol had ik gisteren wel enige moeite om uit te leggen dat dit echt geen handelswaar is om te gaan verkopen in Nederland…)

Op de morgen van mijn vertrek naar Nederland geef ik nog een drie uur durende introductie van mijn boek voor de studenten van de MDiv, de master-opleiding voor docenten van (dependances van) SETIA, waar ook ds. Dick Mak aan lesgeeft. Overeenkomstig de indeling van het boek (belijdenissen ten overstaan van God, van de kerk, en van de wereld), geef ik van elk van de drie onderdelen een voorbeeld. Eerst vertel ik over de belijdenis zoals die heel concreet klinkt in geestelijke liederen, gemaakt door eenvoudige kerkleden in Rwanda midden in de wanhopige situatie tijdens de slachtpartijen onder Hutu’s en Tutsi’s. Ontroerende liederen die de overwinning van Christus op het kwaad bezingen, en uitzien naar de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde “waar het recht zal stromen als een rivier”. Liederen die duidelijk een andere richting wijzen dan de leiders van deze kerken, die een ‘theologie van reconstructie’ propageerden naar voorbeeld van de (weder)opbouw van Kanaan na de intocht en na de terugkeer uit de ballingschap.
In het tweede voorbeeld vertel ik ze over een belijdenis die er niet kwam, (onder meer) door de ontwikkelingen in de politiek: een inheemse belijdenis van de Zulu’s, waar gereformeerde zendelingen in KwaZulu Natal op hoopten, en waarin de jonge gemeenten in die stam concreet hun geloof hadden moeten formuleren met betrekking tot bijvoorbeeld de rol van de voorouders in het actuele leven. Toen er een eind kwam aan de Apartheidspolitiek, kwam ook op kerkelijk terrein alle accent te liggen op samenvoeging en éénwording, en kwam een eigen Zulu-belijdenis niet meer aan de orde. Zo’n belijdenis had een krachtig wapen kunnen zijn om syncretisme tegen te gaan (de vermenging van christelijk en heidens gedachtegoed). Ook in Papua New Guinea hebben kerken in belijdende verklaringen officieel stelling genomen tegen vormen van syncretisme, zoals die in allerlei messianistische bewegingen ook op Papua bekend zijn, waarbij Jezus wordt geïdentificeerd met een plaatselijke mythische voorouder die als ‘messias’ de eigen stam komt verlossen. Dan wordt het universele Evangelie ingekapseld in het particuliere belang van de stam, en is er ook geen sprake meer van een Bijbels zondebesef.
Het laatste voorbeeld dat ik die morgen behandel is een belijdenisverklaring, die de Presbyteriaanse kerk in Ierland (PCI) in 1994 publiceerde naar aanleiding van de voortdurende guerrilla tussen Katholieken en Protestanten in Noord-Ierland. De achtergrond van die burgeroorlog is voor mensen in Indonesië erg herkenbaar: na de overwinning van Engeland op Ierland in 1690 (met behulp van onze stadhouder Willem III) kwam een uitgebreide verhuizing op gang van protestanten uit Schotland naar het in meerderheid katholieke eiland – een vergelijkbare ontwikkeling als de huidige transmigratie van honderdduizenden Islamieten naar het in meerderheid protestantse Papua. In de verklaring van de PCI worden (na een eerdere meer principiële stellingname op grond van de Schrift) vooral praktische aanwijzingen gegeven om vrede te brengen op plaatselijk niveau: het Evangelie breekt de vicieuze cirkel van geweld en haat en onrecht.
Na afloop van de presentatie kan ik nog niet meteen weg: eerst willen de studenten nog dat ik hun exemplaar van mijn boek signeer…

En dan wordt het tijd afscheid te nemen. Afscheid van een land dat me ondanks zoveel ellende lief is. Afscheid van een stad, die deze dagen gebukt gaat onder demonstraties en harde confrontaties tussen studenten en leger, naar aanleiding van de voorgenomen verhoging van de benzineprijs met bijna 100%. Bij benzinestations staan tientallen militairen, om ongeregeldheden te voorkomen. De luchthaven is volgens berichten op de televisie hermetisch afgegrendeld door het leger. Een deel van de tolweg (de gebruikelijke route naar het vliegveld) is gesloten. Ik moet een heel eind omrijden, maar merk uiteindelijk van dat alles vrij weinig.

Als we van Jakarta opstijgen en koers zetten naar Kuala Lumpur, en vervolgens naar Amsterdam nog zo’n 12½ uur vliegen verder, denk ik terug aan al die ervaringen en ontmoetingen van de afgelopen weken. Aan de synode, al weer zo lang geleden. Aan de studenten in Wamena, en aan mantri Ham Lokon, in dat dorpje daar hoog boven de Baliem. Aan de verstrooide kuddes zonder herder in Ndema, Fifiro, en zoveel andere plaatsen. Aan de evangelisten, die ondanks dat ze er zoveel moeite ondervinden telkens toch maar weer trouw naar hun post gaan.

Ik denk terug aan Wanggemalo, en aan al die mensen in de ban van de Mammon. En zou de kerkbouw nu eindelijk toch eens van de grond komen? Ik denk aan Emira, die ik niet meer aan de telefoon heb kunnen krijgen, evenmin als haar ouders, bapak Epius en ibu Kori, onze trouwe huishulp – hoe zou het met hen zijn?

Ik denk aan Karin, die in een eerdere periode bij ons werkte. Aan de foto’s die ze me in Boma vol trots laat zien: Yakob Pieter in het uniform van de politie. Aan haar bejaarde vader, bapak Gnemon, die me op de morgen van mijn vertrek uit Boma nog even komt groeten, krom gebogen en leunend op zijn stok; hij was als jonge kerel één van de mensen die met ds. Koos van der Velden aan het begin stonden van dit dorp.

Ik denk aan de kerken op Papua. Je hoort op zo’n reis zoveel. Mooie dingen, verdrietige dingen. Je ontmoet mensen die zich met al hun fouten en gebreken toch naar vermogen inzetten voor de zorg voor de kudde en de opbouw van de kerk. Maar je hoort ook van mensen die zich meer lijken te gedragen als kleine gereformeerde pausjes in hun eigen koninkrijk. Wat zie je toch vaak dat de zucht naar macht en rijkdom de bereidheid om te dienen verdringt en verstikt. Niet alleen op Papua trouwens.

Morgen vieren we hier in Wezep het Heilig Avondmaal. En volgende week herdenken we het offer van Gods Zoon op Goede Vrijdag, en zijn overwinning op de dood op de dag van de Opstanding, Pasen. Avondmaal wordt in veel gemeenten van de GGRI maar zelden meer gevierd. Niet uit onwil, maar veelal door gebrek aan predikanten. Maar heeft het misschien toch ook niet iets te maken met dat gebrek aan bereidheid om te dienen, en om te lijden voor Christus? Ik merkte in de preken die ik deze weken op Papua hoorde niet één keer het besef dat we in de lijdensweken zaten…

Zoveel om aan te denken, zoveel om je zorgen over te maken, zoveel om aan te twijfelen, zoveel om aan te wanhopen. Zoveel om voor te bidden. Zoveel om voor te danken. Zoveel om God te prijzen!
Zoveel om ook rustig weer los te laten. Want het Lam heeft de overwinning behaald, en in Zijn hand heeft hij het boek van het leven! Dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, ontrouwe dienstknechten noch de verleiding van de Mammon, vallende zinkplaten noch inzakkende kerken, geen duistere macht van oude adat, geen alles overspoelende en verdrinkende banjir van moderne ontwikkelingen, geen oerwoud vol geesten en demonen, of wat dan ook, zal Gods kinderen op Papua kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij hen en ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer!

Gezegend Paasfeest!

A Dieu,
Jaap

Geen opmerkingen:

Een reactie posten