zaterdag 24 november 2012

Jakarta, 23 november 2012

Uitgerekend vanmorgen verslaap ik me, op de laatste dag van mijn verblijf in Jakarta. Balen! Het wordt dus echt een eindspurt, deze laatste dag van mijn verblijf in Jakarta, een race tegen de klok. Snel nog even dit, snel nog even dat, taxi in, taxi uit, nog een paar laatste gesprekken, koffer inpakken, en voor ik het me goed realiseer zit ik in de taxi op weg naar het vliegveld. Dan gaat het opeens allemaal in slow motion. Het verkeer zit weer eens helemaal vast. Er zijn demo’s in de stad, werknemers zijn ontevreden over werkgevers die het (onlangs verhoogde) minimum loon weigeren te betalen, en we zijn gedwongen een omweg te nemen. Terwijl we met horten en stoten voortkruipen over de tolweg, zie ik Jakarta aan me voorbijschuiven. Een dreigende lucht hangt boven de stad. De regentijd is begonnen, en elke dag valt in zware onweersbuien het water bij bakken uit de lucht.

Een dreigende lucht. Symbolisch? Begin deze week spreek ik met iemand in Salatiga over de politieke situatie in dit land. Men is teleurgesteld in SBY (Susilo Bambang Yudhoyono, de huidige president van Indonesië). Als minister deed hij het prima, en men had hoge verwachtingen, maar nu strijkt hij alles glad en probeert alleen maar alles te sussen, zonder dat er iets opgelost wordt. Er broeit onvrede. Het duurt nog bijna twee jaar tot de volgende presidentsverkiezingen, maar nu al wordt er gespeculeerd over een mogelijke opvolger. Velen hebben hun hoop gevestigd op de nieuwe gouverneur van Jakarta, Joko Widodo. Tot voor kort was deze nog burgemeester van Solo, en heeft hij voor die grote stad op Midden Java ontzettend veel goeds gedaan. Als hij het nu in Jakarta ook goed doet… Maar de extremistische vleugel van de Islam moet ook in de gaten worden gehouden. Hoewel in getal klein, heeft deze groepering veel invloed. SBY is mee dankzij hen aan de macht gekomen, en moet voortdurend rekening met hen houden. Dat is ook hun strategie: belangrijke functies in handen zien te krijgen, dan heb je als minderheid uiteindelijk toch de macht.

Het streng Islamitische Aceh, in het uiterste noorden van Sumatra, heeft als enige provincie van Indonesië de Shariah-wetgeving. In de periode na de tsunami werd dit gebied overspoeld door allerlei hulporganisaties. Nu zijn die vrijwel allemaal vertrokken, vaak ook gedwongen: organisaties met een christelijke zendingsdrang zijn hier niet welkom. Toch is de MAF er nog steeds aanwezig, en heeft (onder de zegen van de Heer) in de afgelopen jaren een ook door de verschillende Islamitische overheidsinstanties gewaardeerde plaats verworven. In Jakarta bezoek ik Justin en Corrinne Koens; Corrinne is een dochter van de Canadese zendeling Henry Versteeg, die in dezelfde tijd als wij op Papua werkte, en Justin is de vertegenwoordiger van de MAF in Jakarta. Maar recent namen ze drie maand waar op de MAF-basis in Aceh. Verwonderd luister ik naar hun enthousiaste verhalen. Op Papua vliegt de MAF voor kerk en zending. Is dat in Aceh geen mission impossible? Daar is geen zending, en de kerk mag niets doen. Inderdaad, zegt Justin, maar omdat de overheid ziet dat ze echt geven voor de mensen, willen ze graag dat MAF daar blijft, ook al weten ze natuurlijk best dat het christenen zijn. Anders dan op Papua, is de MAF hier zelf de hulpverlenende instantie. Ze willen dat vooral in medische richting zien uit te bouwen. Maar ook krijgen veel jongeren een technische training in hun hangar. Het is een vorm van incarnational living: aanwezig zijn, je vereenzelvigen met de mensen, in je hele leven een voorbeeld zijn, en zo het licht van Jezus laten stralen in deze islamitische wereld.
Het is wel een heel ander verhaal dan wat één van de deelnemers aan de conferentie in Salatiga vertelde van zijn kerk in die regio: “we mogen niets doen, en dus doen we ook niets,” en die dat probeerde te verdedigen met een dualistisch verhaal dat het solus Christus (buiten Christus geen zaligheid) alleen geldt binnen de eigen kring, maar dat we daarbuiten het pluralisme moet aanvaarden…

Niet overal in Indonesië is de Islam zo streng als in Aceh. Net zoals er bij het christelijk geloof het gevaar dreigt van vermenging van Christelijke en heidense elementen, kent ook de Islam haar syncretisme. Zo is op Midden-Java de Islam sterk beïnvloed door de Javaanse cultuur, en draagt daardoor een heel eigen karakter, vertelt ibu Wati, als ik haar op de laatste dag voor mijn vertrek nog even een bezoek breng (zij controleert onze boeken op correct taalgebruik).
De Javaanse Islam is veel minder fanatiek, en wordt gekenmerkt door oude Javaanse mystiek en waarden die komen uit de het vroegere Hindoe-Boeddhistische geloof, en wortelen in de Javaanse kosmologie. Men is zich sterk bewust van geesten en goden die ons omringen, van mysterieuze bovennatuurlijke krachten die het leven bepalen, en die ongeluk brengen als je niet de goede voorzorgen neemt. Ook het gebruik dat men de derde, zevende, veertigste, honderdste, en duizendste dag na het overlijden in acht neemt, heeft te maken met het geloof dat de ziel pas na die datum tot rust komt, en desintegreert, of reïncarneert. Onder christenen kom je datzelfde gebruik trouwens ook steeds meer tegen.

Wat is cultuur toch een sterke macht in ons leven en denken. Wat worden we er door beïnvloed, vaak zonder dat we onszelf daarvan bewust zijn. Je krijgt het pas in de gaten als je voor langere tijd uit je eigen cultuur stapt, en in een heel andere cultuur gaat wonen en werken. Dat geeft je dan een culture shock. Maar de reverse culture shock (omgekeerde cultuurschok, als je terugkeert naar je eigen cultuur) is vaak veel heviger. Ook de SETIA-docenten die in Kampen studeren, en daarna weer terug gaan naar Jakarta, ondervinden dat. In Nederland is daar door de ervaring van jaren steeds meer aandacht voor gekomen. Maar in Indonesië is men met dat fenomeen praktisch onbekend. Yusup is nu al weer jaren terug in Jakarta, maar dit is de eerste keer dat hij erover begint hoe moeilijk die overgang was. Je bent niet meer dezelfde als vóór je vertrek. En dat wordt je ook nooit meer! Volgens Yusup houdt zijn breuk met SETIA ten diepste daar ook verband mee: daar hadden ze volgens hem totaal geen oog voor dit probleem.
De processen die bij die overgangen van de ene naar de andere cultuur een rolspelen, worden haarfijn uit de doeken gedaan door iemand als Paul Hiebert. Ik denk dat we ons meestal wel bewust zijn van onze eigen ervaringen op dat gebied, maar ons te weinig realiseren dat anderen daar natuurlijk net zo goed mee te maken hebben. Bij het plannen van opleidingstrajecten van Indonesiërs in het buitenland (Kampen, Canada, Australië) denken we vooral aan het profijt dat iemand van zo’n opleiding zou kunnen hebben, maar staan we vaak maar oppervlakkig stil bij de neveneffecten. We maken ons wel zorgen of iemand zich bij terugkeer wel weer aan de lagere levensomstandigheden zal kunnen aanpassen, maar denken volgens mij niet of nauwelijks na over de onvermijdelijke en blijvende effecten van de culture shock waar deze mensen doorheen gaan. Misschien hebben we er nog wel oog voor als ze hierheen komen, maar veel minder als ze weer terug gaan. Zoals onlangs een Edward Hanock, en binnenkort Naftali Arung en hun gezinnen…

Yusup is zoals gezegd al jaren weg bij SETIA. Hij is nu de directeur van de STT Paulus. Deze theologische opleiding ligt aan de uiterste zuidrand van Jakarta, net buiten de stad, in een landelijke omgeving van tuinen en sawa’s. Hij is hier aangetrokken om deze school (waar aan ook de huidige directeur van SETIA gestudeerd heeft) opnieuw leven in te blazen. Onder zijn leiding krijgt de opleiding steeds meer een gereformeerd karakter. Op zijn uitnodiging geef ik ook hier een seminar over mijn boek over belijdenissen.

Ook met Marianus, die tegelijk met Yurup in Kampen studeerde, heb ik nog een ontmoeting. We krijgen het over de conferentie over de Catechismus in Salatiga (zie vorige brief), en ik vertel enthousiast over de onverwacht positieve afloop. Maar hij reageert aanvankelijk behoorlijk sceptisch: wat komt daar uiteindelijk van terecht, en zullen die kerken werkelijk volgens die gezamenlijke verklaring zich nu opeens in gaan zetten om de Catechismus weer te gaan promoten? Nee, inderdaad misschien wel niet, moet ik toegeven. Maar is het onmogelijk? Deze bijeenkomst was toch op zichzelf al een wonder: kennelijk vinden deze mensen de Catechismus belangrijk genoeg om ervoor naar Salatiga te komen, ook al moesten ze daarvoor zelf de tickets betalen! En als de Heilige Geest nu eens inderdaad een nieuw begin wil maken, en een Reveil wil bewerken in kerken die wij in ons hart al afgeschreven hebben…

De file is intussen opgelost, en we rijden nu stevig door richting Bandar Udara Soekarno Hatta, de nationale luchthaven vlak buiten Jakarta. Mag ook wel, want de tijd begint op te schieten. Gelukkig heb ik al via het internet ingecheckt, en als we er zijn, kan ik vrij snel doorlopen.
En daar sta ik dan in de wachtruimte, klaar om aan boord te gaan van het KLM-toestel dat me terug zal brengen naar huis, bijna drie maand nadat deze reis is begonnen. Dat roept gemengde gevoelens bij me op. Drie maand zo intensief hier weer even mee mogen werken, op Papua, Timor, Sumba, Abon, Bali, in Salatiga, Jakarta – en daar dan zo abrupt weer uit te moeten stappen… Terug naar Nederland, weer verder werken aan nieuwe publicaties van LITINDO. Als er één ding weer opnieuw duidelijk is geworden op deze reis: hoe de Geest ons in LITINDO wil gebruiken, hoe dankbaar de kerken hier zijn met deze boeken, hoe groot de verwachtingen zijn die ze voor de toekomst van ons hebben. Daarom: hopen en bidden dat de kerken in Australië inderdaad mee gaan doen, en er straks ook mee verder kunnen gaan als wij er hier in Nederland een punt achter moeten gaan zetten.

Zaterdag gaan we Ellie Nieboer begraven. Wat heeft zij veel mogen betekenen voor de kerken op Papua. Iemand noemde deze onderwijskundige een moeder Theresa op educatief terrein. Ze schreef in de jaren ’60 het op Papua in brede kring nog altijd bekende en gebruikte ‘Rode Boekje’: een in rood kaft gebundelde serie Bijbelverhalen in heel eenvoudig Indonesisch, geïllustreerd met door evangelisten moeiteloos te reproduceren stoktekeningetjes. LITINDO is bezig dit boek een nieuwe bewerking te geven, om het opnieuw uit te geven, zo mogelijk voor heel Indonesië. Wie schrijft, blijft… Beter: haar werken volgen haar na.
Moge dat onder de zegen van de Here ook van ons werk in LITINDO gelden.
En voor uw en jouw werk, waar dat ook is en wat dat ook mag zijn: in de Heer niet vergeefs!

A Dieu, Jaap

STT: Sekolah Teologi Tinggi: Theologische Hogeschool
Paul G. Hiebert, Anthropological Insights for Missionaries (Grand Rapids, 1985).
Salatiga, 19 november 2012

Een gebeeldhouwd reliëf laat een leeuw zien bij een lam. Ik denk even aan Jesaja 60. Maar nee, we zijn niet in een kerk: we staan bij één van de honderden reliëfs in de Borobudur, het Boeddhistische heiligdom uit de 8e eeuw op Midden-Java. Die afbeeldingen zijn een soort leerboek voor priesters en pelgrims: ze tonen de weg naar de verlichting, het nirwana. Die boeddhistische ‘hemel’ wordt uitgebeeld door de drie cirkelvormige bovenste niveaus van dit immense bouwwerk. Maar dit plaatje dat bij Jesaja de toekomstige vrede illustreert, vind je op één van de lagere niveaus, die aan de hand van het leven van Boeddha de fysieke wereld laten zien die je moet ontstijgen om in het Nirwana te komen. Als je goed kijkt zie je, dat de leeuw het lam verslindt. Op het volgende plaatje zie je hoe Boeddha in de vorm van een vogel de leeuw helpt als er een botje in zijn keel is blijven steken; maar in plaats van dankbaarheid te tonen, probeert de leeuw Boeddha op het laatste plaatje ook de vogel in zijn bek te nemen…

Ruim drie dagen lang praten we hier in Salatiga met elkaar over een ander leerboek: de Heidelbergse Catechismus, ter gelegenheid van haar 450-jarig bestaan. Op uitnodiging van de Christelijke Kerk uit Noord Midden-Java (GKJTU) zijn 59 afgevaardigden uit 24 kerkgenootschappen en 6 theologische opleidingen voor dat doel hier in Salatiga bijeen gekomen. Niet om langs deze weg los te komen van de fysieke werkelijkheid, maar juist omgekeerd: om te kijken of, en zo ja, hoe dit eeuwenoude kerkelijk leerboekje uit Duitsland kan dienen als leidraad voor het leven van Christenen in de culturele situatie van Indonesië anno 2012. De deelnemers willen hun leefwereld niet ontstijgen, maar juist als christenen daarin leven.
Die leefwereld is bij de deze conferentie vooraal hoorbaar duidelijk aanwezig: aan de overkant van het grote plein bij de kerk (en ons vergadercentrum) staat een moskee; en die donderdag wordt volgens de Javaans-Islamitische kalender Nieuwjaar gevierd, heel groots en met veel lawaai, met een urenlange optocht met veel muziek, die vlak langs ons vergadercentrum komt.

De opvattingen lopen aanvankelijk behoorlijk uiteen. Ook latere boeken uit het westen, met allerlei Bijbel-kritische opvattingen, hebben hun weg naar dit land gevonden, en het denken van de theologen hier beïnvloed. Maar toch vinden deze mensen de Catechismus kennelijk belangrijk genoeg om hierheen te komen en er een week voor uit te trekken. Soms met nadrukkelijke steun van hun gemeente: één van de afgevaardigden had een stergeval, maar de familie van de overledene vond deze conferentie belangrijker dan de begrafenis, en vond dat hun predikant daar toch maar heen moest gaan.

Hoofdspreker is emeritus prof. W. Verboom (Geref. Bond), die een drietal lezingen houdt over het ontstaan en de inhoud van de Catechismus, over welke plaats de Catechismus nu heeft in de kerken, en over de actualisering van de Catechismus.
Van dat laatste worden een paar voorbeelden gepresenteerd: de eigen belijdenis van de Torajakerk (geformuleerd in 1981), en het Supplement bij de Catechismus, opgesteld door de GKJTU. Over elke lezing wordt stevig gediscussieerd, en ook in de wandelgangen en slaapkamers wordt lang nagepraat.
Het gaat ook over de context van de pluraliteit van de Indonesische samenleving, en de invloed van de oude adat.

Ook onze zusterkerken zijn goed vertegenwoordigd: ds. Korop van Papua, samen met Oktovianus van de Ceveo; ds. Acong van Kalimantan; ds. Melki Bulan van Rote, Edward Hanock (net terug uit Kampen). Ds. Pila Njuka uit Sumba mag zelfs een bijdrage leveren.
Naarmate de conferentie vordert klinken er gaandeweg meer waarderende woorden over de Catechismus. “De Catechismus import vanuit het Westen? Dan is de Bijbel zelf ook import!”, klinkt het in één van de besprekingen. En aan het eind wordt er een slotverklaring opgesteld, waarin de deelnemers aan deze conferentie verklaren vast te willen houden aan het sola fide, sola gratia, sola scriptura, en solus Christus; en ook aan de erfenis van de Vroege Kerk en van de traditie van de Reformatie, zoals de Heidelbergse Catechismus, het systeem van een presbyteriaal-synodale kerkregering, en de kenmerken van de reformatorische liturgie. En ze spreken met elkaar af die erfenis in de diverse dimensies van hun leven en werk nieuw leven in te gaan blazen en te actualiseren. Daarvoor zullen er commentaren, modules, en andere materialen moeten worden ontwikkeld bij de Catechismus. Ook moet de leer van de Catechismus een plaats krijgen in het curriculum van de theologische opleidingen van de betreffende kerken.

Ambitieuze voornemens van een zeer gemêleerd gezelschap: eenvoudige predikanten uit afgelegen streken met weinig opleiding, en gepromoveerde theologen. En ze komen werkelijk overal vandaan: van Nias, Sumatra, Kalimantan, verschillende streken van Sulawesi, Java, Ambon, Sumba, Kupang, Papua… “Ik dacht dat wij de enigen waren die de Catechismus nog belangrijk vonden, maar nu zie ik dat de Here zich in Indonesië nog 7000 bewaard heeft die dat ook doen!”, zo spreekt één van de deelnemers zijn verwondering en dankbaarheid uit. Hij is docent dogmatiek aan één van de theologische opleidingen in Jakarta (de STTRII), en een paar maand geleden in Grand Rapids gepromoveerd op een studie over de Heilige Geest in de Gereformeerde Belijdenisgeschriften.
Pila Njuka noemt in zijn referaat deze conferentie een historic event. En dat is het ook. Nooit eerder kwamen vertegenwoordigers van zoveel kerken en instellingen hier in Indonesië bijeen om over de Catechismus te praten. En er gebeurt hier iets deze dagen! Mensen van wie we het nooit verwacht hadden, scharen zich op de laatste dag toch unaniem achter deze verklaring, die de Catechismus weer een centrale plaats wil geven. Om stil van te worden. Hier is de Geest aan het werk!
Volgend jaar willen ze in Rantepao opnieuw bijeenkomen voor een vervolg van deze conferentie. Het begin van een reveil? In elk geval het begin van een netwerk van kerken en instellingen, die elkaar op basis van de beginselen van de Reformatie herkennen als Reformatorische Christenen.

Zondagmorgen horen we hier in de kerk een prachtige preek over zondag 10. Die middag gaan we naar een speciale dienst. In een klein dorp tegen de helling van de Merbabu komen we onder een tentdak samen op de bouwplaats, waar een vormingscentrum zal gaan verrijzen voor christelijke karaktervorming, waarbij ook de oude Javaanse waarden (zoals gastvrijheid) een plaats moeten krijgen.
In de preek wordt stilgestaan bij Psalm 127:1 (Als de Here het huis niet bouwt…) en bij 1 Kor. 3:11 (Een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen).

Na de dienst wordt op een symbolische manier het ‘werk’ begonnen door het aanbreken van een rijstpunt. Daarna worden een aantal personen uitgenodigd om aan de voet van een van de betonnen funderingen van het gebouw een brok natuursteen te metselen. Ook wij worden gevraagd, en na ds. Poldervaart (GZB) en prof. Verboom mag ik als vertegenwoordiger van LITINDO en EUKUMINDO eveneens een steentje bijdragen. Voor het eerst dat ik zoiets doe op zondag. Normaal gesproken gaan we in Nederland op zondag niet aan het metselen. Ook eerste stenen van kerken plegen wij door de week te leggen. Maar waarom eigenlijk niet op zondag?! Want wat is dit mooi! Zoals Verboom het uitdrukt: dit is geen concessie, maar confessie! Geen afbraak van de zondagsrust, maar een prachtig getuigenis, ook naar het islamitische deel van de bevolking van dit dorp. Een belijdenis van God als de Heer van héél het leven, heel concreet. En op dit fundament gaan ze nu morgen verder bouwen!
Als we na de gezamenlijke maaltijd - die vorm van gemeenschapsbeleving hoort er hier in Indonesië helemaal bij! – weer terug rijden naar Salatiga, zijn we nog vol van wat we gehoord en beleefd hebben. Wat een rijke zondag!


Vanmorgen hebben we afscheid genomen van de broeders en zusters van de GKJTU. Wat zijn ze dankbaar en blij voor de samenwerking met GZB, met EUKUMINDO (die deze conferentie gefinancierd heeft), en met LITINDO. Er is de laatste jaren een hechte band gegroeid tussen deze kerken en LITINDO. “Wilt u onze dank en de hartelijke groeten overbrengen aan LITINDO en aan uw kerken in Nederland? En we nemen geen afscheid, want we hopen LITINDO hier weer te zien!” Wat mij betreft kunnen ze daarop rekenen. LITINDO is maar niet een vertaalproject, en uiteindelijk gaat het er niet om zoveel mogelijk boeken op de plank te krijgen, maar om al die mensen te bereiken in Indonesië. In onze eigen GGRI, maar ook in zoveel andere kerken, zoals de GKJTU hier op Java. En de GPIL op midden Sulawesi (Palopo), en de GMIM (Minahasa, noord Sulawesi), die deze week naar mij toe kwamen om advies en hulp te vragen, omdat ze zo graag reformed willen zijn, of opnieuw willen worden, en daarvoor hun hoop ook op ons hebben gevestigd. Dáár doen we het voor, dáár is het uiteindelijk allemaal om begonnen, dáár hebben we vanaf het begin van LITINDO ook voor gebeden. En wat wordt je stil, en blij, en dankbaar, als je dan hier voor ogen ziet hoe de Here die gebeden verhoort!
Met de laatste zin van de slotverklaring van de conferentie: Moge Christus, de Koning van de Kerk, al onze inspanningen zegenen en leiden!

A Dieu,
Jaap

EUKUMINDO: internationaal overleg platform van kerken en instanties in Europa die contacten hebben met kerken in Indonesië.
Denpasar (Bali) 12 november 2012

Op 20 april 1621, de dag dat na het 12-jarig bestand de tachtigjarige oorlog werd hervat, vertrok van de rede van Texel een vloot van de VOC, waaronder de Leeuwin, op weg naar Batavia, het tegenwoordige Jakarta. Het was een schip van 400 ton, en had bij vertrek tussen de 150 en 250 koppen aan boord. Hoe de reis precies is verlopen, weten we niet, want het logboek is verloren gegaan, maar na een lange reis, waarbij de Leeuwin het contact verloor met de andere schepen, kreeg het in maart 1622 eindelijk land in zicht. Het was een onbekende kust, en bijna leed de Leeuwin er schipbreuk. De kust werd in kaart gebracht, en daarna vervolgde het schip zijn tocht naar Batavia, waar het op 15 mei aankwam. Een paar jaar later verscheen het aangezeilde land op een zeekaart als het land van de Leeuwin, de uiterste zuidwesthoek van Australië, waar Indische en Antarctische oceaan elkaar ontmoeten. Een later op het lichtbaken op Cape Leeuwin aangebrachte plaquette houdt de herinnering aan dit Hollandse aandeel in de geschiedenis van dit land nog altijd levend.

Als wij er zijn, rondt een groot cruiseschip de kaap, terug van een tocht door de Indonesische archipel, op weg naar Albany en Melbourne. Eén van de opvarenden was net in Perth van boord gegaan: een Nederlandse immigrant uit Katwijk met wortels in Urk, die hier zijn hele leven als visser gevaren heeft, in het begin zelfs met een originele Urker kotter. Nederlanders leveren ook nu nog altijd een actief aandeel aan de ontwikkeling van dit land. Allerlei uit Holland geïmporteerde producten zijn hier dan ook verkrijgbaar, zoals hagelslag, en senseo. Omgekeerd eten wij in Nederland brood dat in veel (de meeste?) gevallen gebakken is van graan uit Australië.

Het is boeiend om hier een paar weken rond te kijken. Het eerste wat mij opvalt is de enorme ruimte. Ons land past 15x in de provincie West Australië, maar er wonen hier slechts 2,5 miljoen mensen, waarvan 1,5 miljoen in Perth en omgeving. De zuidwesthoek – het land van de Leeuwin - , ongeveer 2x zo groot als Nederland, telt slecht 50.000 inwoners (inclusief Albany). Men bouwt dan ook in de breedte, en niet in de hoogte: behalve in de city van Perth zijn haast alle huizen vrijstaand en gelijkvloers, op een paar nieuwere woonwijken na (vooral langs de kust) waar je huizen van twee verdiepingen ziet, en de percelen ook duidelijk kleiner worden. Gevolg is dat iedereen zich hier altijd met de auto verplaatst. Fietsen zie je hier praktisch niet, en lopend naar kerk gaan komt op een enkele uitzondering na niet voor. Rond de kerkgebouwen zie je dan ook enorme parkeerterreinen.

Omdat de mensen hier zo ver van elkaar wonen, hebben ze ook veel minder frequent contact met elkaar, of met hun buren, dan in Nederland doorgaans het geval is. Met de auto kom je onderweg geen mensen tegen om een praatje mee te maken, zoals wanneer in Wezep naar het winkelcentrum wandelt. Ook de jongeren zullen weinig contact hebben met leeftijdgenoten van andere kerken: ze doorlopen tot en met grade 12 (in Albany grade 10) de eigen John Calvin scholen. Ongetwijfeld iets heel waardevols! Vóór de ontzuiling hadden we in Nederland een vergelijkbare situatie. Ik zelf kwam pas op de Wycliffe-cursus in Engeland (dus na mijn studie in Kampen) voor het eerst in aanraking met anders-kerkelijken. En dat waren dan ook nog allemaal orthodox georiënteerde evangelicals. En wie in ons geseculariseerde westen een andere studie ging volgen, had die ervaring natuurlijk al veel eerder, en ongetwijfeld nog meer confronterend. Hier in Australië is de samenleving waarschijnlijk niet minder geseculariseerd. Maar naar mijn indruk heeft mede door het gebrek aan dagelijkse ontmoetingen met mensen uit andere kerken, en de afwezigheid van andere kerken van een gereformeerde signatuur (zoals we dat in Nederland wel hebben), de geïsoleerde positie van de Nederlandse emigrantengemeenschap zich tot nu toe vrijwel onveranderd kunnen handhaven.

In zekere zin lijkt het dan ook alsof de tijd hier heeft stilgestaan. De in de 50-er jaren uit Nederland meegebrachte gereformeerde erfenis werd en wordt gekoesterd als een kostbaar bezit. En dat is het natuurlijk ook! Maar de tijd heeft natuurlijk niet echt stilgestaan. Ook niet binnen de 11 gemeenten die hier in de afgelopen 60 jaar ontstaan zijn uit de eerste gemeente in Armadale. De Angelsaksische karakteristieken van de Australische samenleving hebben ook het leven van de Hollandse emigrantengemeenschappen beïnvloed. Dat valt meteen op als je de schooluniformen ziet. Je merkt het uiteraard in de taal (maar weinig 3e generatie immigranten spreken of verstaan nog de taal van hun grootouders), en in bepaalde omgangsvormen. En net als bij ons kennen ze ook hier de schrijnende gevallen van kinderen die De Weg kwijtraken en de kerk de rug toe keren. En menselijkerwijs gesproken zal dat in de 4e en 5e generatie alleen maar erger worden. Als je het handboekje van de kerken hier doorbladert, kom je vrijwel uitsluitend Nederlandse familienamen tegen. Het is een homogene gemeenschap. Maar voor hoelang nog?

Als één ding duidelijk wordt als je hier om je heen kijkt, is hoezeer de Nederlandse en Australische kerken elk hun eigen ontwikkeling hebben gehad. In Australië een ontwikkeling van conserveren en doorgeven van de erfenis, in de beschermde rust die de kerken hier tot nu toe gegeven is; in Nederland een ontwikkeling van nadere verantwoording en concretisering van die erfenis in de turbulente tsunami van secularisatie die ook over onze kerken heen golft. Eén en hetzelfde Evangelie wordt beleden, en gepreekt, hier en bij ons in Nederland. Maar wat loopt de culturele context waarin dat gedaan wordt, ver uiteen! Geen wonder dat we elkaar soms (op synodaal niveau) niet meer lijken te verstaan… Geen wonder ook, dat dat emoties oproept, want de band met Nederland is nog sterk, en wordt ook concreet gevoeld en gevoed door familiebezoek over en weer.

Botsing van culturen: daar ging het ook over op de zendingsconferentie, die we hier afgelopen vrijdag en zaterdag hadden in de meeting hall van de kerk in Kelmscott. In een 4-tal lezingen bezinnen we ons op wat er zoals gebeurt bij de overdracht van het Evangelie in een andere cultuur. Eerst vertelt rev. Ian Wildeboer, zendeling in Papua New Guinea (het onafhankelijke deel van het eiland) over zijn ervaringen. ’s Avonds ben ik aan de beurt. Ik houd een verhaal over de verhouding tussen Bijbel, Theologie, en Cultuur. Aan de hand van een aantal vergelijkingen tussen de Amerikaanse (in veel opzichten identiek aan de westerse) cultuur, en andere (met name oosterse) culturen, probeer ik duidelijk te maken dat ‘onze’ cultuur echt niet zo vanzelfsprekend en Bijbels is als we veelal geneigd zijn aan te nemen. Voor wat ons werk in LITINDO betreft betekent dit, dat we boeken die geschreven zijn voor de kerken in Nederland of Canada of Australië, meestal niet één-op-één kunnen vertalen, maar moeten aanpassen, contextualiseren, zodat de mensen in Indonesië zich erdoor aangesproken voelen. Doe je dat niet, dan zullen boeken als niet relevant aan de kant geschoven worden.
De volgende dag maken rev. Stephen ’t Hart (ex-zendeling in Port Moresby, PNG) en br. Wayne Vanderheide (binnenkort repatriërend docent aan de theologische opleiding in Port Moresby) duidelijk wat voor effecten het verschil in cultuur heeft voor de overdracht van het Evangelie, in de zondagse prediking, en voor het theologisch onderwijs. Bijzonder boeiend, en verhelderend.

Het is de eerste keer dat er hier in Australië zo’n conferentie is gehouden. Vooraf waren sommigen behoorlijk sceptisch. Maar na afloop was iedereen enthousiast, en een volgende conferentie staat al gepland. “Waarom hebben we dit niet 40 jaar eerder gehoord”, verzucht iemand. En een ander bekent dat hij op deze conferentie dingen heeft geleerd over zending die hij zich nooit eerder gerealiseerd heeft. Iedereen is onder de indruk van de complexiteit van de prediking van het Evangelie in een andere cultuur. En de reactie is er één van: wie is hiertoe in staat?!
Maar God dank: het is niet ons werk, maar Zijn werk!

Die zondag preek ik in Mundijong en in Rockingham. Als tekst heb ik de gelijkenis van de zaaier (Lukas 8). in dat verhaal is de spits niet gericht op de zaaier, of op God, maar op de grond waarin het zaad valt: op onszelf dus! Dan komt het verhaal wel heel dichtbij: werken wij wel genoeg in de tuin van ons hart? Als planten niet regelmatig begoten worden door de regen (van het Woord), drogen ze uit. En als we niet op tijd onkruid wieden, krijgt de plant van het geloof in ons leven niet de kans te groeien, en gaat die uiteindelijk dood…

Maar voor de zaaier is er troost, zoals de Dordtse Leerregels met deze gelijkenis in de hand aanwijzen (III/IV, 9): of het zaad vrucht draagt of niet, dat ligt niet aan ons, maar dat is het werk van God! Dat geeft rust, ook op een reis als deze, door Indonesië, en in Australië: Hij zorgt, het is zijn werk, ook in LITINDO, en in dat vertrouwen kunnen we rustig verder gaan, en plannen ontwikkelen voor de toekomst. Ook in het vertrouwen dat ondanks al onze fouten en missers, God er zeker zijn werk mee zal doen. Soli Deo Gloria – alleen aan Hem de eer!

A Dieu,
Jaap
Albany, 4 november 2012

In de laatste week van oktober is de gemeenschap van de Theologische Hogeschool Johanes Calvin op Bali druk bezig met de voorbereidingen van de viering van Hervormingsdag. Ik moet terugdenken aan die keer, al weer heel wat jaren geleden, dat we bij deze gelegenheid in Jakarta waren, en er door de studenten van SETIA een groots opgezet songfestival werd georganiseerd. Er waren zoveel groepen dat ze er twee dagen voor nodig hadden om iedereen aan bod te laten komen. We keken er erg naar uit, tot we tot de ontdekking kwamen dat het enige lied dat door elke groep ten gehore werd gebracht, het Lutherlied was… Hoe mooi de woorden van Een vaste burcht ook zijn, op het laatst kon je de melodie gewoon niet meer horen! En ik was blij dat ze Henk Oostra hadden uitgekozen om in de jury plaats te nemen, en niet mij; nu kon ik er nog eens eventjes bij weglopen…

Deze opleiding op Bali wordt gesteund door de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, en heeft zo’n 120 studenten. Een aantal daarvan is op stage, dus ik heb er zo’n 90 onder mijn gehoor. De meesten zijn afkomstig van nabijgelegen eilanden als Sumba, Sabu en Timor. Hun kerkelijke achtergrond is verschillend: er zijn er van de algemene protestantse kerken op Sumba en op Timor, maar ook van de ‘Gereja Bebas’ (de Goossens-kerken). Er zijn geen studenten van de ‘gereformeerde gemeenten’ op Papua – daar hebben ze nu immers in Wamena hun eigen opleiding.
In drie sessies van 1,5 uur introduceer ik ook hier weer mijn boek over belijdenissen. In grote lijnen dezelfde stof als ik een week eerder ook voor de studenten op Ambon heb behandeld. Alleen is er hier meer ruimte voor discussie. Naar aanleiding van de begrafenis die ik in Pau heb meegemaakt, vraagt iemand of het wel echt nodig is dat de kerk zich in een eigen belijdenis zich uitspreekt over dergelijke cultureel-bepaalde zaken. Want zijn belijdenissen er niet vaak de oorzaak van dat een kerk scheurt, en beng je dus de kerkelijke eenheid niet in gevaar als je hier nadruk op gaat leggen? Inderdaad, dat is een gevaar als je het eigene gaat verabsoluteren. Maar toen in de tijd van de Reformatie verschillende belijdenissen ontstonden, erkende men die vaak over en weer. Zelfs Luther en Calvijn hebben geprobeerd om die eenheid te bewaren; en iemand als Melanchton, de ‘rechterhand’ van Luther, heeft zelfs getracht door aanpassingen de Lutherse Augsburgse confessie acceptabel te maken voor de orthodoxe kerken in het oosten! Als regionale belijdenissen overeenkomstig Gods Woord zijn, zich daarop baseren, en zich daardoor laten beperken, waarom zou dat dan scheiding teweeg moeten brengen? Zeker als je daarnaast ook samen de algemene belijdenisgeschriften blijft onderschrijven.

Eén van de docenten heeft me die morgen opgehaald, en brengt me aan het eind van de middag ook weer terug naar het hotel waar ik logeer. Met het drukke verkeer een rit van zeker een uur. Hij is docent dogmatiek, en gebruikt het handboek dat Kees Haak vroeger op Papua heeft geschreven. Hij ziet uit naar het nieuwe handboek dat LITINDO volgend jaar hoopt te publiceren. Omdat hij ook les geeft over de Dordtse Leerregels, is hij erg geïnteresseerd in het commentaar daarop van rev. VanDelden uit Australië, dat ik nu aan het vertalen ben. Ik beloof hem het materiaal op te sturen. Behalve docent is hij ook predikant van een gemeente in Denpasar, de hoofdplaats op Bali. Hij vertelt dat veel van zijn collega’s niets moeten hebben van de Gereformeerde leer.
Helaas heeft deze opleiding weinig of geen impact op de eigen bevolking van Bali. Die is in meerderheid aanhanger van de Hindu-godsdienst. Je wordt er overal mee geconfronteerd. Elke morgen als ik aan mijn ontbijt zit in het open restaurant van mijn hotel, komt er een vrouw in Balinese kleding. Ze knielt neer, en zorgvuldig legt ze een paar kleine van bladeren gevouwen bakjes gevuld met een beetje rijst, een paar geurende bloemblaadjes, en een staafje wierook op de stoep bij deingang. Dan komt ze weer overeind, en sprenkelt naar alle kanten een beetje water. Daarna loopt ze weer verder naar een volgende plaats waar ze een dergelijke kleine ceremonie gaat uitvoeren. Ze heeft nog heel wat bakjes bij zich. Hetzelfde gebeurt bij winkels, op de hoeken van de straten, bij beelden, op het strand… Daar zit iets in waar we nog wat van kunnen leren:de religie beheerst echt alle facetten van het dagelijks leven.

En nu zit ik een paar weken in Australië. Vanuit enkele gemeenten van onze zusterkerken hier in de omgeving van Perth wordt al jaren zendingswerk gedaan in Indonesië, met name op Sumba. Nu zijn er serieuze plannen om ook actief te worden op het gebied van vertalen en uitgeven van Gereformeerde theologische boeken in het Indonesisch. Een erg hoopgevende ontwikkeling voor LITINDO! Over een jaar of vijf gaan wij DV alle drie met emeritaat (Gerrit Riemer, Henk Venema, en ikzelf). Voor wat Nederland betreft lijkt dat het einde te gaan worden van dit werk: opvolgers zijn niet te vinden, en de financiële basis wordt door het gestaag leeglopen van de classis Groningen ook te smal. Wat zou het fantastisch zijn, voor ons, maar natuurlijk vooral voor de kerken in Indonesië, als Australië dan de fakkel zou kunnen overnemen!

Op uitnodiging van één van de gemeenten van de FRCA ben ik hier vanuit Bali naar toe gereisd. De afgelopen week had ik een aantal ontmoetingen met verschillende personen en zendingsinstanties. Op een gecombineerde gemeentevergadering van de drie betrokken gemeenten heb ik over ons werk mogen vertellen: hoe saai het vertaalwerk vaak is, maar hoe exciting het wordt als je ziet wat die boeken onder de zegen van de Geest nu al mogen betekenen voor zoveel kerken in Indonesië! Datzelfde heb ik ook aan de leerlingen van de John Calvin school proberen over te brengen (de ‘middleschool’, vergelijkbaar met Greijdanus, Gomarus, en Guido de Brès in Nederland).
Afgelopen zondag heb ik hier gepreekt, en ook volgende week zondag hoop ik een tweetal gemeenten voor te gaan. Op een ministerial (bij ons noemen we dat een coetus) heb ik de meeste collega-predikanten mogen ontmoeten. Dit weekend ben ik bij familie (van Dineke) in Albany, 400 km zuidelijker. Komende week worden de besprekingen over het ‘vertaalwerk’ voortgezet. En aan het eind van de week is er nog een twee-daagse zendingsconferentie, waar ik een bijdrage aan mag leveren.

Geen vakantie dus, al valt er tussendoor veel te genieten. Een wandeling door het centrum van Perth. Echt oude gebouwen heb je hier niet, maar toch staat er dan tussen allemaal moderne winkels en flatgebouwen opeens een typisch Engelse anglicaans kerkje in semi-middeleeuwse bouwstijl, eind 19e eeuw gebouwd door de immigranten. Een illustratie van het meenemen van en vasthouden aan de rijke erfenis van het geloof. Helaas wordt er lang niet altijd nog echt kerk gehouden, en is die erfenis ondanks het vasthouden aan die symbolen veelal sterk verwaterd.
Vormen en tradities kunnen waardevol zijn, maar kunnen niet zomaar overgeplaatst worden. In Nederland was het afgelopen woensdag dankdag. Hier in Australië niet: de seizoenen zijn hier zo verschillend, dat ze bid- en dankdag in één hebben. Zo zijn er in het kerkelijk leven overal gebruiken die historisch zo gegroeid zijn, en verschillen die veroorzaakt worden door verschil in de context waar men mee te maken heeft.

Gisteren zijn we naar een paar indrukwekkende rotsformaties en enkele van de vele stranden hier aan de zuidkust geweest. Wat is Gods schepping groots! Het is hier voorjaar, de bloemen bloeien, en het wordt langzamerhand warmer. Nog een week of acht en dan is het ook hier kerst, midden in het zomerseizoen: ’s morgens naar kerk, ’s middags naar het strand… Hetzelfde feest, in een totaal verschillende context gevierd, maar met dezelfde rijke inhoud: het evangelie van Solo Christo: God die ons zijn Zoon gaf, voor onze redding en ons behoud, alleen door Hem!

A Dieu!
Jaap