zaterdag 24 november 2012

Denpasar (Bali) 12 november 2012

Op 20 april 1621, de dag dat na het 12-jarig bestand de tachtigjarige oorlog werd hervat, vertrok van de rede van Texel een vloot van de VOC, waaronder de Leeuwin, op weg naar Batavia, het tegenwoordige Jakarta. Het was een schip van 400 ton, en had bij vertrek tussen de 150 en 250 koppen aan boord. Hoe de reis precies is verlopen, weten we niet, want het logboek is verloren gegaan, maar na een lange reis, waarbij de Leeuwin het contact verloor met de andere schepen, kreeg het in maart 1622 eindelijk land in zicht. Het was een onbekende kust, en bijna leed de Leeuwin er schipbreuk. De kust werd in kaart gebracht, en daarna vervolgde het schip zijn tocht naar Batavia, waar het op 15 mei aankwam. Een paar jaar later verscheen het aangezeilde land op een zeekaart als het land van de Leeuwin, de uiterste zuidwesthoek van Australië, waar Indische en Antarctische oceaan elkaar ontmoeten. Een later op het lichtbaken op Cape Leeuwin aangebrachte plaquette houdt de herinnering aan dit Hollandse aandeel in de geschiedenis van dit land nog altijd levend.

Als wij er zijn, rondt een groot cruiseschip de kaap, terug van een tocht door de Indonesische archipel, op weg naar Albany en Melbourne. Eén van de opvarenden was net in Perth van boord gegaan: een Nederlandse immigrant uit Katwijk met wortels in Urk, die hier zijn hele leven als visser gevaren heeft, in het begin zelfs met een originele Urker kotter. Nederlanders leveren ook nu nog altijd een actief aandeel aan de ontwikkeling van dit land. Allerlei uit Holland geïmporteerde producten zijn hier dan ook verkrijgbaar, zoals hagelslag, en senseo. Omgekeerd eten wij in Nederland brood dat in veel (de meeste?) gevallen gebakken is van graan uit Australië.

Het is boeiend om hier een paar weken rond te kijken. Het eerste wat mij opvalt is de enorme ruimte. Ons land past 15x in de provincie West Australië, maar er wonen hier slechts 2,5 miljoen mensen, waarvan 1,5 miljoen in Perth en omgeving. De zuidwesthoek – het land van de Leeuwin - , ongeveer 2x zo groot als Nederland, telt slecht 50.000 inwoners (inclusief Albany). Men bouwt dan ook in de breedte, en niet in de hoogte: behalve in de city van Perth zijn haast alle huizen vrijstaand en gelijkvloers, op een paar nieuwere woonwijken na (vooral langs de kust) waar je huizen van twee verdiepingen ziet, en de percelen ook duidelijk kleiner worden. Gevolg is dat iedereen zich hier altijd met de auto verplaatst. Fietsen zie je hier praktisch niet, en lopend naar kerk gaan komt op een enkele uitzondering na niet voor. Rond de kerkgebouwen zie je dan ook enorme parkeerterreinen.

Omdat de mensen hier zo ver van elkaar wonen, hebben ze ook veel minder frequent contact met elkaar, of met hun buren, dan in Nederland doorgaans het geval is. Met de auto kom je onderweg geen mensen tegen om een praatje mee te maken, zoals wanneer in Wezep naar het winkelcentrum wandelt. Ook de jongeren zullen weinig contact hebben met leeftijdgenoten van andere kerken: ze doorlopen tot en met grade 12 (in Albany grade 10) de eigen John Calvin scholen. Ongetwijfeld iets heel waardevols! Vóór de ontzuiling hadden we in Nederland een vergelijkbare situatie. Ik zelf kwam pas op de Wycliffe-cursus in Engeland (dus na mijn studie in Kampen) voor het eerst in aanraking met anders-kerkelijken. En dat waren dan ook nog allemaal orthodox georiënteerde evangelicals. En wie in ons geseculariseerde westen een andere studie ging volgen, had die ervaring natuurlijk al veel eerder, en ongetwijfeld nog meer confronterend. Hier in Australië is de samenleving waarschijnlijk niet minder geseculariseerd. Maar naar mijn indruk heeft mede door het gebrek aan dagelijkse ontmoetingen met mensen uit andere kerken, en de afwezigheid van andere kerken van een gereformeerde signatuur (zoals we dat in Nederland wel hebben), de geïsoleerde positie van de Nederlandse emigrantengemeenschap zich tot nu toe vrijwel onveranderd kunnen handhaven.

In zekere zin lijkt het dan ook alsof de tijd hier heeft stilgestaan. De in de 50-er jaren uit Nederland meegebrachte gereformeerde erfenis werd en wordt gekoesterd als een kostbaar bezit. En dat is het natuurlijk ook! Maar de tijd heeft natuurlijk niet echt stilgestaan. Ook niet binnen de 11 gemeenten die hier in de afgelopen 60 jaar ontstaan zijn uit de eerste gemeente in Armadale. De Angelsaksische karakteristieken van de Australische samenleving hebben ook het leven van de Hollandse emigrantengemeenschappen beïnvloed. Dat valt meteen op als je de schooluniformen ziet. Je merkt het uiteraard in de taal (maar weinig 3e generatie immigranten spreken of verstaan nog de taal van hun grootouders), en in bepaalde omgangsvormen. En net als bij ons kennen ze ook hier de schrijnende gevallen van kinderen die De Weg kwijtraken en de kerk de rug toe keren. En menselijkerwijs gesproken zal dat in de 4e en 5e generatie alleen maar erger worden. Als je het handboekje van de kerken hier doorbladert, kom je vrijwel uitsluitend Nederlandse familienamen tegen. Het is een homogene gemeenschap. Maar voor hoelang nog?

Als één ding duidelijk wordt als je hier om je heen kijkt, is hoezeer de Nederlandse en Australische kerken elk hun eigen ontwikkeling hebben gehad. In Australië een ontwikkeling van conserveren en doorgeven van de erfenis, in de beschermde rust die de kerken hier tot nu toe gegeven is; in Nederland een ontwikkeling van nadere verantwoording en concretisering van die erfenis in de turbulente tsunami van secularisatie die ook over onze kerken heen golft. Eén en hetzelfde Evangelie wordt beleden, en gepreekt, hier en bij ons in Nederland. Maar wat loopt de culturele context waarin dat gedaan wordt, ver uiteen! Geen wonder dat we elkaar soms (op synodaal niveau) niet meer lijken te verstaan… Geen wonder ook, dat dat emoties oproept, want de band met Nederland is nog sterk, en wordt ook concreet gevoeld en gevoed door familiebezoek over en weer.

Botsing van culturen: daar ging het ook over op de zendingsconferentie, die we hier afgelopen vrijdag en zaterdag hadden in de meeting hall van de kerk in Kelmscott. In een 4-tal lezingen bezinnen we ons op wat er zoals gebeurt bij de overdracht van het Evangelie in een andere cultuur. Eerst vertelt rev. Ian Wildeboer, zendeling in Papua New Guinea (het onafhankelijke deel van het eiland) over zijn ervaringen. ’s Avonds ben ik aan de beurt. Ik houd een verhaal over de verhouding tussen Bijbel, Theologie, en Cultuur. Aan de hand van een aantal vergelijkingen tussen de Amerikaanse (in veel opzichten identiek aan de westerse) cultuur, en andere (met name oosterse) culturen, probeer ik duidelijk te maken dat ‘onze’ cultuur echt niet zo vanzelfsprekend en Bijbels is als we veelal geneigd zijn aan te nemen. Voor wat ons werk in LITINDO betreft betekent dit, dat we boeken die geschreven zijn voor de kerken in Nederland of Canada of Australië, meestal niet één-op-één kunnen vertalen, maar moeten aanpassen, contextualiseren, zodat de mensen in Indonesië zich erdoor aangesproken voelen. Doe je dat niet, dan zullen boeken als niet relevant aan de kant geschoven worden.
De volgende dag maken rev. Stephen ’t Hart (ex-zendeling in Port Moresby, PNG) en br. Wayne Vanderheide (binnenkort repatriërend docent aan de theologische opleiding in Port Moresby) duidelijk wat voor effecten het verschil in cultuur heeft voor de overdracht van het Evangelie, in de zondagse prediking, en voor het theologisch onderwijs. Bijzonder boeiend, en verhelderend.

Het is de eerste keer dat er hier in Australië zo’n conferentie is gehouden. Vooraf waren sommigen behoorlijk sceptisch. Maar na afloop was iedereen enthousiast, en een volgende conferentie staat al gepland. “Waarom hebben we dit niet 40 jaar eerder gehoord”, verzucht iemand. En een ander bekent dat hij op deze conferentie dingen heeft geleerd over zending die hij zich nooit eerder gerealiseerd heeft. Iedereen is onder de indruk van de complexiteit van de prediking van het Evangelie in een andere cultuur. En de reactie is er één van: wie is hiertoe in staat?!
Maar God dank: het is niet ons werk, maar Zijn werk!

Die zondag preek ik in Mundijong en in Rockingham. Als tekst heb ik de gelijkenis van de zaaier (Lukas 8). in dat verhaal is de spits niet gericht op de zaaier, of op God, maar op de grond waarin het zaad valt: op onszelf dus! Dan komt het verhaal wel heel dichtbij: werken wij wel genoeg in de tuin van ons hart? Als planten niet regelmatig begoten worden door de regen (van het Woord), drogen ze uit. En als we niet op tijd onkruid wieden, krijgt de plant van het geloof in ons leven niet de kans te groeien, en gaat die uiteindelijk dood…

Maar voor de zaaier is er troost, zoals de Dordtse Leerregels met deze gelijkenis in de hand aanwijzen (III/IV, 9): of het zaad vrucht draagt of niet, dat ligt niet aan ons, maar dat is het werk van God! Dat geeft rust, ook op een reis als deze, door Indonesië, en in Australië: Hij zorgt, het is zijn werk, ook in LITINDO, en in dat vertrouwen kunnen we rustig verder gaan, en plannen ontwikkelen voor de toekomst. Ook in het vertrouwen dat ondanks al onze fouten en missers, God er zeker zijn werk mee zal doen. Soli Deo Gloria – alleen aan Hem de eer!

A Dieu,
Jaap

Geen opmerkingen:

Een reactie posten