woensdag 11 november 2009

Banda


Water, water, water. Niets dan water, waar ik ook kijk. De hele wereld lijkt wel te bestaan uit water. Vanmorgen een prachtige zonsopgang gezien. Maar die deining! Zo langzamerhand komt mijn maag in opstand tegen dat eindeloze op en neer, heen en weer. Dit moet niet te lang meer duren. Wat begon als een leuk tochtje over de Banda-zee begint zo langzamerhand een marteling te worden. Waarom doe ik dit eigenlijk?! Voor de zoveelste keer tuur ik de horizon af. Waar blijft dat rottige eiland… We zijn al ruim 12 uur onderweg, en moeten er nu toch zo’n beetje zijn! Waarom zie ik dan nog steeds niks? Ik hou het gewoon niet meer!

Gisteravond zijn we met 2,5 uur vertraging met een kleine houten ferry vertrokken uit de haven van Ambon, op weg naar Banda, een groep kleine eilandjes midden in de wijde zee van de Zuid-Molukken. Vannacht in een bloedhete hut heb ik geprobeerd wat te slapen, maar dat werd niet veel. Er staat een behoorlijke golfslag, en je rolt voortdurend heen en weer. Nog voor het licht wordt zit ik al weer bij de reling, en kijk uit over de zee.
Het doet me denken aan de lessen die ik een paar weken terug in Waingapu heb gegeven. Toen hadden we het over de twee naturen van Christus. Dat zijn toch geen twee gelijkwaardige grootheden, zijn goddelijkheid en zijn menselijkheid: wordt die menselijkheid niet verzwolgen door de onmetelijkheid van zijn goddelijkheid? Zo ongeveer was de opvatting van Eutyches: als een druppel olie in de onmeetbare zee: die vermengt zich met het water, en vindt je nooit meer terug! De kerk veroordeelde die leer van een vermenging van de twee naturen, maar inderdaad: wat een water, wat onmetelijk groot is de zee!
Eén van de bemanningsleden komt vertellen dat we er vandaag 3 uur langer over doen, omdat we langzamer moeten varen vanwege die deining. Dat is de druppel die bij mij de emmer doet overlopen. Ik zoek een plastic zakje en geef me over aan mijn misselijkheid. Ik voel me belabberd, en kan geen golven meer zien. Waarom doe ik dit toch?
Een Bijbeltekst komt bij me op: en de zee was niet meer… Wat een prachtige tekst! Dat is natuurlijk contextuele exegese, en ik heb in mijn commentaar op Openbaring zeker weten een andere uitleg gegeven. Maar toch! En opnieuw moet ik denken aan dingen waar ik op deze reis mee bezig ben. In Jakarta had ik overleg met Marianus over een hoofdstuk uit de dogmatiek (zie brief-1). Die dogmatiek willen we schrijven binnen de Indonesische context: wat is voor de mensen die hier leven relevant, in deze cultuur, en in deze kerkelijke en godsdienstige verscheidenheid. Niet dat er dan opeens een heel andere leer uit komt. Maar er zullen misschien wel andere accenten moeten worden gelegd. Dingen die bij ons in Nederland niet zo’n grote rol spelen, zullen hier mogelijk veel breder moeten worden behandeld tegen de achtergrond van het oude geloof of de moderne opvattingen. En omgekeerd. Juist daarvoor hebben we Marianus bij het project betrokken, omdat je daar toch echt iemand uit Indonesië zelf bij nodig hebt. Doe je dat niet, dan wordt het de zoveelste vertaalde westerse dogmatiek.
En hier op Ambon zal ik met een aantal docenten aan de theologische opleiding van de Molukse kerken een bespreking hebben over een vergelijkbaar project. Litindo werkt samen met de GZB, de CGK, de Ger.Gem. en nog een paar instanties aan een Bijbels theologisch woordenboek. Maar ook dat moet geschreven worden binnen de context van Indonesië. Die context bepaalt mede welke woorden in dat boek een plaats moeten krijgen, en welke minder van belang zijn. En Indonesische meelezers of coauteurs zijn daarbij onmisbaar.
In een boekje dat ik voor onderweg bij me heb, lees ik over deze problematiek een opmerkelijke uitspraak van een Afrikaanse theoloog: “Theologen uit jonge kerken hebben hun pelgrimstochten gemaakt naar de theologische onderwijscentra van de oude kerken. We hadden geen keus. We hebben met u theologie gegeten, we hebben theologie met u gedronken, we hebben met u van theologie gedroomd. Maar het was allemaal eenzijdig. Het was allemaal als het erop aankomt uw theologie… Wij kennen u theologisch. De vraag is of u ons theologisch kent. Wilt u ons theologisch wel kennen?” Het zet je aan het denken over waar wij mee bezig zijn: op Papua, op Sumba, op Kalimantan. Mensen van GGRI en GGRC laten studeren in Hamilton, docenten van SETIA een bijscholing geven in Kampen. Prachtig! Er is geen andere keus. Maar straks moet het wel echt Indonesische theologie gaan worden, en Indonesische kerken. Zijn wij daar wel klaar voor? Of vinden we toch eigenlijk dat de kerken daar organisatorisch en dogmatisch als twee druppels water moeten lijken op wat wij in Nederland (of in Canada of Australië) hebben?

Na 17 uur varen doemt eindelijk Banda uit de zee op. Als een oase in de dorre zeewoestijn. De gunung api, een vulkaan die recent in 1988 tot uitbarsting kwam, en waar nog altijd een rookpluim boven hangt. Daar vlakbij Banda Naira, het hoofdeiland, al is het een stuk kleiner dan het als een banaan daar omheen liggend Banda Besar, ‘groot Banda’. En nog een stuk of wat andere eilandjes.
Er hangt een weldadige rust. Geen auto’s hier: het Schiermonnikoog van Indonesië. In de straten van het dorp hangt nog de oude koloniale sfeer van vroeger. Rijke huizen van vroegere Nederlandse plantagehouders. De woningen waar de Indonesische onafhankelijkheidsstrijders Hatta en Syahrir vlak voor de oorlog geïnterneerd hebben gezeten.
Deze eilanden hebben ondanks hun geringe omvang een indrukwekkende rol gespeeld in de geschiedenis. Vanaf de 15e eeuw kwamen Arabische, Chinese, en later Portugese, Engelse en Nederlandse handelaren af op de kruiden van deze specerijeilanden, zoals nootmuskaat en kaneel. Jan Pietersz Coen maakte vanwege het economisch belang van de VOC korte metten met locale tegenstand – niet iets om als Nederlander trots op te zijn, ook al meende hij de Heer ermee te dienen. Engeland hield greep op één van de eilandjes, Run. Om toch het monopolie op de wereldhandel in deze kruiden te krijgen, besloot Nederland toen tot een ruil: Engeland mocht Manhattan hebben, als zij Run zouden afstaan aan Nederland. Aldus geschiedde.

Recent werd hier opnieuw geschiedenis geschreven. In de onlusten die hier rond 2000 in de Molukken uitbraken tussen Moslims en Christenen, werd de kerk verwoest en de hele christelijke gemeenschap van het eiland verdreven. Die mensen hebben van de overheid een nieuwe locatie toegewezen gekregen op het eiland Ambon, waar ze nu al weer een jaar of acht wonen. Sommigen willen wel terug, nu de rust is weergekeerd. Maar ze hebben daarvoor nog altijd geen toestemming gekregen.
Deze geschiedenis is de directe aanleiding voor mijn bezoek aan deze kleine archipel. Vorig jaar heb ik in Ambon een deel van het oude kerkelijke archief van Banda gedigitaliseerd. Die mappen waren vlak vóór de onlusten uitbraken, naar Ambon in veiligheid gebracht. Maar een deel van het archief is toen op Banda achtergebleven. Wat is daarmee gebeurd? Is het verloren gegaan bij de vernielingen? Of heeft iemand de waarde ervan ingezien en de documenten van de ondergang weten te redden? Er is maar één man die daar het antwoord zou kunnen geven: Des Alwi, de ongekroonde koning van dit eiland. Ik logeer in zijn hotel, waar overal foto’s hangen van zijn ontmoetingen met de groten der aarde: prins Bernhard, president Nixon, de natuurfilmer Cousteau, om een paar te noemen. Ik heb een drietal DVD’s bij me met de opnamen die ik vorig jaar van het archief in Ambon heb gemaakt; Des Alwi is bijzonder geïnteresseerd in geschiedenis, en heeft hier vast wel belang bij. Jammer genoeg is hij niet op het eiland. Ik schrijf een brief bij de DVD’s, om één en ander uit te leggen, en hem te vragen of hij weet of er nog iets bewaard is gebleven. De man van het hotel belooft het aan hem te zullen geven.
Het witte kerkje is inmiddels door de overheid herbouwd. Zodra ik mijn intrek genomen heb in het hotel, loop ik er heen. Een prachtig gebouw, op een locatie die kenmerkend is voor de belangrijke plaats die de kerk hier in het verleden op dit eiland altijd heeft gehad. En er wordt tegenwoordig ook zo nu en dan weer dienst gehouden, voor een aantal christelijke ambtenaren die hier op dit eiland werken. Daarvoor komt dan de dominee van Ai speciaal naar Banda Naira.
Ai is zo’n beetje het enige eiland in de Molukken waar geen onlusten zijn geweest, en waar moslims en christenen nog altijd in vrede naast elkaar wonen. Ik was van plan dat eiland een bezoek te brengen, en zag uit naar gesprekken met de predikant daar. Helaas lukt dat niet: door een onverwachte wijziging in de dienstregeling van de boten, moet ik de volgende dag al weer terug naar Ambon om niet te laat te komen voor mijn vlucht naar Makassar. Doodzonde: 32 uur varen, en nog geen 24 uur op Banda, in plaats van de dag of vier die gedacht had hier te kunnen doorbrengen. Erg onbevredigend!
Banda is beslist één van de mooiste plekjes in Indonesië. Beroemd vooral ook om de prachtige koralen. Vlak voor mijn vertrek ga ik nog even een half uurtje snorkelen. Schitterend, en wat een vissen, in alle mogelijk kleuren en vormen. Je raakt niet uitgekeken. Wat is de schepping mooi!
Op de terugweg, als Ambon al weer in zicht is, springen hele scholen dolfijnen rond de boot uit het water. Een eind verderop schiet een fontein recht omhoog uit zee, en even later komt het reusachtige lijf van een walvis even boven de golven uit. Ook dàt is de zee:
Daar wemelt het, zonder tal
Van dieren, klein en groot
Daar bewegen de schepen zich voort
Daar gaat de Leviatan, door u gemaakt om ermee te spelen
Hoe talrijk zijn uw werken, HEER,
Alles hebt u met wijsheid gemaakt!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten