zaterdag 31 maart 2012

Wezep, 31 maart 2012.

Ik sta in de grote boekenzaak van de christelijke uitgeverij BPK. Voor in de winkel ligt een grote stapel van mijn boek over belijdenisgeschriften,”Terpanggil untuk mengakui iman” (“Geroepen om je geloof te belijden”). Bij de kassa staat juist iemand af te rekenen; één van de boeken waarmee hij even later de zaak uitloopt, is dat van mij. Ik ken de man niet, heb geen idee wat hem beweegt mijn boek te kopen, wat hij er mee gaat doen, en al helemaal niet wat het boek met hem gaat doen. Het zaadje verdwijnt om zo te zeggen in de akker…

“Het is eigenlijk precies zo als vroeger. Alleen brachten u en de andere zendelingen het Evangelie toen mondeling, en nu staat het op schrift!” Sem Rumi, zoon van de al lang geleden overleden ds. Rumi, en in de geest van zijn vader een dienende figuur in de kerkeraad van de gemeente te Waena, heeft daarmee de kern geraakt. Zó is LITINDO 20 jaar geleden van start gegaan, op verzoek van de GGRI, die zei: als jullie dan geen nieuwe zendelingen meer kunnen sturen, stuur dan boeken! LITINDO, gewoon een andere vorm van verkondiging van het Evangelie van Christus. Wij zaaien, planten, begieten, maar God doet het zaad ontkiemen en groeien.

Deze laatste week gaat het steeds over boeken. In Sentani heb ik maandag een afsluitende ontmoeting met de BPS, het uitvoerend en vertegenwoordigend orgaan van de Gereformeerde Kerken op Papua (GGRI-P). Ik vertel over mijn ervaringen in het binnenland. Over de situatie van de GGRI-studenten in Wamena: goed dat ze daar zijn, voor henzelf, en voor de relatie met de GJPI, maar ze hebben meer begeleiding nodig. En ze zouden ook wel wat meer vergoeding mogen ontvangen: in Wamena is het leven zeker twee keer zo duur als in Sentani!
Ik vertel over mijn ervaringen in de Kombai en in Boma. Over de hartverwarmende ontmoeting met docenten en studenten van de Praktische Bijbelschool (SAP). Over wat we daar besproken hebben over de distributie van LITINDO-boeken naar het binnenland. Over de suggestie om daarvoor de BPS en het kantoor in Waena in te schakelen.
Zelf beginnen ze over hun verlangen naar een boek dat de geschiedenis van de GGRI op Papua vertelt. In het boekje van ds. Gerrit Riemer over de GGRI komt die geschiedenis wel aan de orde, maar uiteraard erg beknopt. Te beknopt, vinden ze: “Er is zoveel gebeurd, maar straks kennen onze kinderen het alleen nog van onze verhalen…!” Ze hebben gehoord over de promotie van Gerrit de Graaf: is dat boek misschien iets? Ik leg uit dat die dissertatie niet de geschiedenis van de kerken beschrijft, maar van de zending op Papua, en dat is wat anders! Een geschiedenis van de GGRI zou veel breder moeten worden opgezet, meer mondelinge en geschreven bronnen moeten gebruiken, in Nederland, en op Papua; maar zou vooral ook (mee) geschreven moeten worden door iemand van de kerken op Papua, van binnenuit! Ik ben het met hen eens dat dit best wel belangrijk is voor de kerken hier. In het verleden ligt het heden…: de wortels van veel wat er nu speelt liggen in ontwikkelingen in de jaren ’80 en ’90. Als dat verleden niet gedocumenteerd wordt vastgelegd, is het onvermijdelijk dat het verleden op den duur vervaagt, en dat er karikaturen ontstaan. Dan krijgen ook opzettelijk vervalste beelden van het verleden een kans. Lang kan dit ook niet wachten, omdat de bronnen op Papua voor een belangrijk deel mondeling zijn: het geheugen van mensen die alles hebben gezien en meegemaakt. Mensen die er nu nog zijn, maar die zo langzamerhand wel op leeftijd beginnen te komen…

In Jakarta ga ik weer op bezoek bij onze uitgevers. Bij Bina Kasih bestel ik de boeken voor de SAP in Boma. De directeur, pdt Yoel, heeft de manuscripten die ik hem begin februari gegeven heb, bekeken. Over beide voorstellen is hij positief. De dissertatie van ds. Jan Boersema (over huwelijksbetalingen op Sumba) ligt in de lijn van Hidup Baru (“Nieuw Leven”, het boek van ds. Henk Venema over het sagowormenfeest op Papua), en zou als een soort tweede deel in die ‘serie’ passen. En het boekje van ds. Visser over Hooglied (Ik hou zo van jou!) is ook erg welkom: er is in Indonesië nog vrijwel niets over dit Bijbelboekje gepubliceerd.

Bij BPK haal ik een stapel van mijn boek, om mee te nemen naar Nederland. Voor de leden van de Redactieraad van LITINDO, maar ook voor een aantal anderen: geïnteresseerden, en mensen die op onderdelen hebben meegelezen, en die ik een exemplaar heb beloofd. Het zijn dikke, zware boeken. Die passen niet meer in mijn koffer. Dus koop ik op de pasar senin een goedkoop licht koffertje, dat ik er helemaal mee volstop. (Bij de douane op Schiphol had ik gisteren wel enige moeite om uit te leggen dat dit echt geen handelswaar is om te gaan verkopen in Nederland…)

Op de morgen van mijn vertrek naar Nederland geef ik nog een drie uur durende introductie van mijn boek voor de studenten van de MDiv, de master-opleiding voor docenten van (dependances van) SETIA, waar ook ds. Dick Mak aan lesgeeft. Overeenkomstig de indeling van het boek (belijdenissen ten overstaan van God, van de kerk, en van de wereld), geef ik van elk van de drie onderdelen een voorbeeld. Eerst vertel ik over de belijdenis zoals die heel concreet klinkt in geestelijke liederen, gemaakt door eenvoudige kerkleden in Rwanda midden in de wanhopige situatie tijdens de slachtpartijen onder Hutu’s en Tutsi’s. Ontroerende liederen die de overwinning van Christus op het kwaad bezingen, en uitzien naar de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde “waar het recht zal stromen als een rivier”. Liederen die duidelijk een andere richting wijzen dan de leiders van deze kerken, die een ‘theologie van reconstructie’ propageerden naar voorbeeld van de (weder)opbouw van Kanaan na de intocht en na de terugkeer uit de ballingschap.
In het tweede voorbeeld vertel ik ze over een belijdenis die er niet kwam, (onder meer) door de ontwikkelingen in de politiek: een inheemse belijdenis van de Zulu’s, waar gereformeerde zendelingen in KwaZulu Natal op hoopten, en waarin de jonge gemeenten in die stam concreet hun geloof hadden moeten formuleren met betrekking tot bijvoorbeeld de rol van de voorouders in het actuele leven. Toen er een eind kwam aan de Apartheidspolitiek, kwam ook op kerkelijk terrein alle accent te liggen op samenvoeging en éénwording, en kwam een eigen Zulu-belijdenis niet meer aan de orde. Zo’n belijdenis had een krachtig wapen kunnen zijn om syncretisme tegen te gaan (de vermenging van christelijk en heidens gedachtegoed). Ook in Papua New Guinea hebben kerken in belijdende verklaringen officieel stelling genomen tegen vormen van syncretisme, zoals die in allerlei messianistische bewegingen ook op Papua bekend zijn, waarbij Jezus wordt geïdentificeerd met een plaatselijke mythische voorouder die als ‘messias’ de eigen stam komt verlossen. Dan wordt het universele Evangelie ingekapseld in het particuliere belang van de stam, en is er ook geen sprake meer van een Bijbels zondebesef.
Het laatste voorbeeld dat ik die morgen behandel is een belijdenisverklaring, die de Presbyteriaanse kerk in Ierland (PCI) in 1994 publiceerde naar aanleiding van de voortdurende guerrilla tussen Katholieken en Protestanten in Noord-Ierland. De achtergrond van die burgeroorlog is voor mensen in Indonesië erg herkenbaar: na de overwinning van Engeland op Ierland in 1690 (met behulp van onze stadhouder Willem III) kwam een uitgebreide verhuizing op gang van protestanten uit Schotland naar het in meerderheid katholieke eiland – een vergelijkbare ontwikkeling als de huidige transmigratie van honderdduizenden Islamieten naar het in meerderheid protestantse Papua. In de verklaring van de PCI worden (na een eerdere meer principiële stellingname op grond van de Schrift) vooral praktische aanwijzingen gegeven om vrede te brengen op plaatselijk niveau: het Evangelie breekt de vicieuze cirkel van geweld en haat en onrecht.
Na afloop van de presentatie kan ik nog niet meteen weg: eerst willen de studenten nog dat ik hun exemplaar van mijn boek signeer…

En dan wordt het tijd afscheid te nemen. Afscheid van een land dat me ondanks zoveel ellende lief is. Afscheid van een stad, die deze dagen gebukt gaat onder demonstraties en harde confrontaties tussen studenten en leger, naar aanleiding van de voorgenomen verhoging van de benzineprijs met bijna 100%. Bij benzinestations staan tientallen militairen, om ongeregeldheden te voorkomen. De luchthaven is volgens berichten op de televisie hermetisch afgegrendeld door het leger. Een deel van de tolweg (de gebruikelijke route naar het vliegveld) is gesloten. Ik moet een heel eind omrijden, maar merk uiteindelijk van dat alles vrij weinig.

Als we van Jakarta opstijgen en koers zetten naar Kuala Lumpur, en vervolgens naar Amsterdam nog zo’n 12½ uur vliegen verder, denk ik terug aan al die ervaringen en ontmoetingen van de afgelopen weken. Aan de synode, al weer zo lang geleden. Aan de studenten in Wamena, en aan mantri Ham Lokon, in dat dorpje daar hoog boven de Baliem. Aan de verstrooide kuddes zonder herder in Ndema, Fifiro, en zoveel andere plaatsen. Aan de evangelisten, die ondanks dat ze er zoveel moeite ondervinden telkens toch maar weer trouw naar hun post gaan.

Ik denk terug aan Wanggemalo, en aan al die mensen in de ban van de Mammon. En zou de kerkbouw nu eindelijk toch eens van de grond komen? Ik denk aan Emira, die ik niet meer aan de telefoon heb kunnen krijgen, evenmin als haar ouders, bapak Epius en ibu Kori, onze trouwe huishulp – hoe zou het met hen zijn?

Ik denk aan Karin, die in een eerdere periode bij ons werkte. Aan de foto’s die ze me in Boma vol trots laat zien: Yakob Pieter in het uniform van de politie. Aan haar bejaarde vader, bapak Gnemon, die me op de morgen van mijn vertrek uit Boma nog even komt groeten, krom gebogen en leunend op zijn stok; hij was als jonge kerel één van de mensen die met ds. Koos van der Velden aan het begin stonden van dit dorp.

Ik denk aan de kerken op Papua. Je hoort op zo’n reis zoveel. Mooie dingen, verdrietige dingen. Je ontmoet mensen die zich met al hun fouten en gebreken toch naar vermogen inzetten voor de zorg voor de kudde en de opbouw van de kerk. Maar je hoort ook van mensen die zich meer lijken te gedragen als kleine gereformeerde pausjes in hun eigen koninkrijk. Wat zie je toch vaak dat de zucht naar macht en rijkdom de bereidheid om te dienen verdringt en verstikt. Niet alleen op Papua trouwens.

Morgen vieren we hier in Wezep het Heilig Avondmaal. En volgende week herdenken we het offer van Gods Zoon op Goede Vrijdag, en zijn overwinning op de dood op de dag van de Opstanding, Pasen. Avondmaal wordt in veel gemeenten van de GGRI maar zelden meer gevierd. Niet uit onwil, maar veelal door gebrek aan predikanten. Maar heeft het misschien toch ook niet iets te maken met dat gebrek aan bereidheid om te dienen, en om te lijden voor Christus? Ik merkte in de preken die ik deze weken op Papua hoorde niet één keer het besef dat we in de lijdensweken zaten…

Zoveel om aan te denken, zoveel om je zorgen over te maken, zoveel om aan te twijfelen, zoveel om aan te wanhopen. Zoveel om voor te bidden. Zoveel om voor te danken. Zoveel om God te prijzen!
Zoveel om ook rustig weer los te laten. Want het Lam heeft de overwinning behaald, en in Zijn hand heeft hij het boek van het leven! Dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, ontrouwe dienstknechten noch de verleiding van de Mammon, vallende zinkplaten noch inzakkende kerken, geen duistere macht van oude adat, geen alles overspoelende en verdrinkende banjir van moderne ontwikkelingen, geen oerwoud vol geesten en demonen, of wat dan ook, zal Gods kinderen op Papua kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij hen en ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer!

Gezegend Paasfeest!

A Dieu,
Jaap

zondag 25 maart 2012

Sentani, 25 maart 2012

In het donker vertellen de evangelisten over hun moeiten. Het gaat over eten, over geld, over vervoer. Ze hebben het vaak zwaar! Gemeenten laten het afweten, en op evangelisatieposten is de bevolking vaak zo druk voor zichzelf bezig. En vroeger kwam er altijd een plane om ze op te halen of weg te brengen, maar dat is tegenwoordig ook lang niet altijd meer het geval. Een paar evangelisten worden morgen naar Binamzain gevlogen, maar ze hebben nog geen idee hoe ze vervolgens daar vandaan in hun dorp moeten komen, ver stroomopwaarts aan de Kolf-rivier. “En de pendeta’s zeggen altijd alleen maar dat we vol moeten houden…”

Na de hevige regenstorm die eind van de middag over Boma raasde, laat de elektriciteit het deze avond afweten, en ik ben naar het verblijf van de evangelisten gelopen. Daar komen we in gesprek. Niet dat ze hulp van mij verwachten, ze weten dat ik daar niet over ga. Maar kennelijk hebben ze er behoefte aan hun hart uit te storten, nu de pendeta’s van de cursus er even niet bij zijn. Ik hoor ze aan, en net als vroeger voel ik me machteloos. Wat ze vertellen is zo herkenbaar! Het beeld van het verleden is alleen te rooskleurig, en ik bedenk dat wij vroeger ook wel zo op de evangelisten van toen hebben ingepraat. Maar wat konden wij, en wat kunnen de pendeta’s vandaag anders? Ja, natuurlijk: bidden! En dat vragen ze ook, en dat gebed kan en zal ze dragen, als ze morgen weer op pad gaan! Zie, Ik ben met jullie…
Twee dagen lang vliegt het watervliegtuig af en aan. Drie keer naar Tiau, naar Haku, naar Tanah Merah, naar Binamzain, naar… Ik neem afscheid, en zwaai ze uit. Tuhan memberkati! – Ga met God!

De tweede dag ben ik zelf ook aan de beurt: vanaf de pas geasfalteerde vliegstrip van de Bandar Udara Bomakia vlieg ik terug naar Wamena.
Onderweg zie ik in de verte Binamzain liggen. En hoog aan de bovenloop van de Kolf één van de dorpjes waar ze het over hadden. Wat een enorm geïsoleerd einde van deze aarde…

We maken nog een turbulente tussenlanding in Pasema, in de smalle kloof van de Baliem, om een patiënt op te halen. De sterke wind tussen de bergen trekt het vliegtuig alle kanten op, maar we komen veilig neer op de steile landingsbaan. Je moet hier wel veel vertrouwen hebben. In de piloot van de MAF. En in God!

Die nacht schudt de aarde. Ik wordt er even wakker van, maar ben te moe om op te staan, en de aarde wiegt me weer in slaap. De volgende morgen hoor ik: 6.2 op de schaal van Richter. Mensen zijn in paniek uit hun huizen gevlucht, en de woning van IJsselstein heeft scheurtjes opgelopen onder de vensterbanken. Dit was hier de 5e aardbeving in enkele weken tijd…

En dan zit ik weer in mijn gerieflijke onderkomen in Wamena: gas, licht, stromend warm en koud water, koelkast, supermarkt aan de overkant, fiets in de schuur… Wat zijn die evangelisten opeens ver weg!

Het worden nog een paar drukke dagen Wamena. Op SETIA (de bekende opleiding in Jakarta die hier ook een dependance heeft) geef ik een uitgebreide presentatie van LITINDO. Ik heb ca. 50 studenten en docenten onder mijn gehoor, en nog een stuk of 20 die op de gang zitten mee te luisteren. Ze hadden me graag nog een paar lessen dogmatiek willen laten gegeven, maar ik heb voor de volgende dagen mijn afspraken met de Theologische opleiding van de GerGem. Dat valt gedeeltelijk in het water, omdat ze ‘vergeten’ zijn om de studenten te vertellen dat ik die donderdagmiddag zou komen. Maar de tweede middag ontstaat er een levendig gesprek naar aanleiding van wat ik vertel over het verschil tussen de Gereformeerde en de Remonstrantse opvatting over de uitverkiezing. Hoe is de verhouding tussen de verkiezing en het laatste oordeel? En hoe zit het met het oordeel dat God in deze tijd voltrekt aan ongelovigen, zoals bij de zondvloed, of bij de volken van Kanaän? Ze gaan ook onderling in discussie: degenen die het denken te snappen proberen op hun beurt het verschil uit te leggen aan anderen die er nog moeite mee hebben. Na afloop zijn ze allemaal erg enthousiast. En ik ook: dit is zinvol, dit laat iets zien van de vragen die er leven.

Gistermorgen ben ik weer teruggevlogen naar Sentani. Meteen een ontmoeting met Dick Kroneman, een uitgezondene van de GerGem die hier al 25 jaar werkt voor Wycliffe. Hij vertelt over de recente discussie die binnen Wycliffe is gevoerd over de vertaling van de term ‘Zoon van God’. Hij is daar zelf nauw betrokken geweest. Sommige vertalers bleken die term te hebben weergegeven met ‘Messias’. Maar dat is in feite geen vertalen meer. Op die manier probeer je een theologische probleem op te lossen in de vertaling. Er kwam dan ook protest vanuit de Bijbelgetrouwe achterban van de organisatie. Vervolgens probeerden die vertalers hun keuze theologisch en exegetisch te verantwoorden, o.a. door te stellen dat de term ‘Zoon van God’ in de Bijbel anachronistisch gebruikt wordt, net zoals ik bv kan zeggen dat mijn vrouw in Heemserveen geboren is, terwijl ze toen natuurlijk nog niet mijn vrouw was. Maar de onderbouwing dat dit met die term ook het geval is, laat zich volgens Dick exegetisch niet echt hard maken. En zet je zo niet de deur open om ook allerlei andere termen in de Bijbel op die manier te gaan weg interpreteren? Erg interessant allemaal, vooral omdat ik in mijn hoofdstuk voor de dogmatiek die we van LITINDO aan het schrijven zijn, me ook met dit onderwerp heb beziggehouden, gestimuleerd door wat prof. Van Bruggen daarover geschreven heeft in Het Evangelie van Gods Zoon. We spreken af dat Dick mijn stuk vanuit deze Wycliffe-discussie van commentaar zal voorzien.

Vandaag word ik bij de kerk van twee kanten benaderd voor het opzetten van een gemeente-bibliotheek. Waena wil dat gaan doen (hier aan de kust), en ook Manggelum (in het binnenland). Wel een mooi initiatief, en als het lukt wellicht ook een voorbeeld voor andere gemeenten. Ik beloof hen een lijst van boeken op te sturen, zodat ze kunnen kijken welke boeken ze daarvoor zouden willen bestellen. Ben benieuwd! Als het maar niet stukloopt op de financiering…
In Wamena doet één van de blanken een suggestie: jullie zouden een boek moeten schrijven over kerk en politiek, zegt hij. Niet alleen omdat zoveel pendeta’s de politiek in gaan, maar vooral omdat de politiek de kerk gebruikt, en de kerk zich door de politiek laat gebruiken. Bij verkiezingen bv belooft een partij van alles aan een pendeta, maar daar staat dan natuurlijk vervolgens wel wat tegenover. De pendeta’s zijn voor de politiek van groot belang, omdat zij zo’n beetje de enigen zijn die het vertrouwen van de bevolking genieten. Zij zijn immers niet door de overheid aangesteld. Maar dat de kerk een onafhankelijke positie ten opzichte van de politiek zou moeten bewaren, en ook een profetische taak heeft tegenover de politiek, beseft men totaal niet. En dan hebben we het nog niet eens over de verstrengeling van financiële belangen. Een goede suggestie, maar makkelijker gezegd dan gedaan! Toch wel belangrijk genoeg om serieus over na te denken.

Aan het eind van deze reis verschijnt aan de horizon al weer de volgende reis. Deze week kreeg ik onverwacht een vraag van de decaan van de theologische faculteit van de Universiteit op Ambon, wanneer ik daar weer eens kwam lesgeven. Stimulerend! Maar eens kijken of en wanneer dat ergens valt in te passen. En In Wamena heb ik samen met Marcel alvast wat lijnen uitgezet voor een survey op het voorkomen van tbc, malaria, en HIV/AIDS in Wanggemalo, in samenwerking met de Kalvari-kliniek, als Dineke daar komende zomer weer twee maanden naar toe gaat.
Maar eerst nog een weekje Sentani en Jakarta!

A Dieu!
Jaap

dinsdag 20 maart 2012

Boma, 18 maart 2012

“Dat mag niet jongens! Eruit!” Midden is een stroom Papua-maleis vallen opeens deze puur Nederlandse woorden. Hoor ik dat echt goed? Inderdaad, hij zegt het nog een keer: Papua is van ons, en de Indonesiërs zitten ons dwars, dus die moeten weg! “Dat mag niet jongens, eruit!” Betul! Papua voor de Papua’s!

Keer op keer schiet hij me aan. Telkens wil hij me nog weer ‘even’ wat vertellen, over de ´geschiedenis van Papua’, zoals hij die ziet, en steeds gaat het over hetzelfde: die Indonesiërs die hier niets te zoeken hebben. Kubokho, vroeger een geduchte figuur hier in Boma en in de wijde omtrek, en een heiden pur sang. Inmiddels gedoopt, laat ik me vertellen. Maar het is een zielige, dementerende oude man, al maar schuifelend door het dorp, op zoek naar mensen die hem willen aanhoren. Jongelui staan er wat lacherig naar te luisteren, kijken elkaar veelbetekenend aan, vinden hem vermakelijk. Niemand neemt hem echt serieus.

Begin deze week ben ik met de MAF vanuit Wamena naar Wanggemalo gevlogen. Ik kom in een leeg huis. De polik, die hier een aantal jaren was gevestigd, is inmiddels verhuisd naar het nieuwe gebouw dat daarvoor in het dorp is neergezet. Maar met de medicijnen en medische apparatuur zijn ook alle matrassen, het keukengerei, en wat er verder ook maar in huis was, verdwenen. Het is wel netjes geveegd. Irene heeft met haar man Semuel alles in orde gemaakt. Ze dachten dat Dineke er ook zou zijn. Jammer, nog even geduld!
Op de pendopo staan twee naaimachines. Ze doen het niet meer, en er ontbreken allerlei onderdelen. De andere twee machines hebben ze meegenomen naar het dorp. Maar die zijn intussen ook stuk. Omdat de kinderen er aan hebben gezeten, zeggen ze. Zal wel, maar daarom hadden ze die machines ook gewoon in ons huis moeten laten staan.
Tot mijn verrassing zijn er nog wel twee zonnepanelen achtergebleven, en een stel oude accu’s. De volgende dag lukt het me één van die accu’s weer aan de praat te krijgen en een lichtpunt te creëren in het donkere huis.

In het dorp wordt hard gewerkt: Zoals ik al had gehoord hebben ze van het bestuur grof geld gekregen; daarvoor moeten ze nu met grind en cement verharde wegen door het dorp aanleggen. Best wel een verbetering, maar het geld staat in geen verhouding tot de te leveren prestatie. Vorig jaar is Wanggemalo de hoofdplaats van het nieuwe district Kombai geworden. De opdeling van de grote oude districten een aantal kleinere heeft als voornaamste reden dat er dan voor de mensen in die districten meer geld beschikbaar komt, en de lijn naar de bevolking ook korter wordt. Maar de kerk staat er ondertussen vervallen bij, hoog nodig toe aan onderhoud, of beter: nieuwbouw. Maar daar zie ik niemand aan werken… Een evangelist die hier vanuit Boma geplaatst is klaagt dat de gemeente de beloften van de beroepbrief niet nakomt. Hij zelf doet daarom ook maar niets meer.

Donderdag ga ik op weg naar Boma. Het eerste traject is naar het dorpje Ndema, gelegen aan de Rufu, een zijrivier van de Manggono. Een aardig eind lopen, op zich goed te doen, maar omdat het de laatste dagen stevig geregend heeft, lopen we in de buurt van de Rufu vast. Het bos is hier compleet ondergelopen, en als we een uur tot aan onze knieën, en soms tot ons middel door het water hebben gewaad, komen we bij de snel stromende Rufu. De boomstam die hier normaal gesproken als brug dient, ligt meer dan een meter onder water. Boven water hebben ze wel een rotan gespannen, maar die biedt weinig houvast in die stroom. Met behulp van een paar jongelui aan de overkant wordt er daarom nog een boomstammetje in het water geplant. Met veel moeite lukt het nu om één van de rugzakken droog aan de overkant te krijgen. Als ik vervolgens zelf de overtocht waag, breekt het boomstammetje af, en hang ik midden in de rivier aan de rotan. Dan zit er weinig anders op dan verder te gaan zwemmen. Een eind stroomafwaarts kom ik aan wal, heerlijk opgefrist door het koele water. De anderen wagen de oversteek niet, en gaan stroomafwaarts op zoek naar een betere plek. Een half uur later komen ze aanlopen.

Ook in Ndema wordt aan de wegen gewerkt. Ook hier hebben ze daarvoor veel geld gekregen. Maar de kerk heeft veel weg van een varkensstal: de vloer staat half onder water, en de rest is modderig en groen uitgeslagen. Een evangelist is hier niet, en in 2004 is hier voor het laatst een consulent op bezoek geweest. Al die jaren geen Doop, geen Avondmaal, geen tucht, geen catechisatie. De gemeente verloopt, door sterfgevallen, door mensen die een tweede of derde vrouw trouwen. Men vertelt vol trots welke jongelui uit het dorp er al studeren. Maar niemand lijkt zich om de kerk te bekommeren…

De volgende dag lopen we naar het volgende dorp, Fifiro, aan de bovenloop van de Manggono. Op de normale weg blijkt het water te hoog gestaan. We gaan terug, en nemen de weg naar Boma, en steken dan een heel eind verder door naar de monding van de Rufu. Ook hier krijgen we te maken met rivieren die buiten hun oevers zijn getreden. Verschillende keren moet er een boom gekapt worden om een oversteek mogelijk te maken. Het laatste stuk vereist minder inspanning, in een door een motor aangedreven prauw van Ndema: vanaf hier is de rivier bevaarbaar.

In Fifiro kijk in mijn ogen uit: twee jaar geleden nog half vervallen kamponghuizen, nu wordt er hier een modeldorp uit de grond gestampt: wel doortimmerde huizen keurig in het gelid, onder blauw aluminium daken. Uiteraard ook weer met geld van de regering. Er staan verschillende generatoren, en er wordt gewerkt met elektrische schaafmachines.
Er staat hier ook een redelijk kerkje, gebouwd door SETIA, toen die even een dependance in Boma had. Er heeft hier ook een tijdje een evangelist van SETIA gewerkt, maar die heeft het kennelijk niet vol kunnen houden. Nu is er niemand. Als de schoolonderwijzer er is, leidt die de zondagse dienst(en). Maar verder is het hier hetzelfde verhaal als in Ndema: al jaren lang wordt er niet naar deze gemeente omgekeken. En stilstand is achteruitgang…

Het is een emotionele week. Het grijpt je aan, die kwijnende gemeenten, wat blijft er van over… En je maakt je kwaad op die consulent die maar niet komt, ook al weet je dat hij nog een hele reeks andere gemeenten onder zijn hoede heeft. Maar bijna 8 jaar is toch wel erg lang!
Emoties, ook door zoveel ontmoetingen met oude bekenden, die vol trots hun kinderen en kleinkinderen aanwijzen. Anderen, die in 1994 als kind bij ons afscheid aanwezig waren en zich dat nog wel kunnen herinneren.
Ayare in Wanggemalo, trouw en vriendelijk als altijd, maar nog altijd geen enkele interesse in de kerk. Zijn dochtertje Agustina is onlangs overleden: ze was aan het eind van de middag alleen op de vliegstrip wezen lopen, vertelt hij, en toen had een suangi (‘heks’) haar ‘gedood’, en toen ze vervolgens thuis kwam en de volgende dag met haar moeder het bos in ging, werd ze door een slang gebeten en zat ze dood bij haar moeder op de rug toen die weer terugkwam in het dorp.
Wonomayo in Fifiro, die me destijds vele malen in zijn prauw van Fifiro naar Uni bracht; ik logeer nu in zijn huis.
De oude Rowo in Uni, met wie we zo veel te stellen hebben gehad, en die ver vóór mijn tijd als jonge kerel samen met ds. Van der Velden vanuit Boma dit dorp heeft geopend.
Mesakh, de zoon van Willem (die 16 jaar lang mijn trouw hulp was, en kort daarna kwam te overlijden). De vorige week verloor hij zijn vrouw: ze overleed bij de bevalling, evenals de baby, hun eerste.
Agustina, de oudste dochter van Geyo. Ze komt in Boma naar me toelopen, en omhelst me. Ze was net als Emira een speelkameraadje van onze Nieke. Nu is ze getrouwd met een zoon van Kawangtet, en heeft een zoontje van een jaar, Yeschurun.
En nog zoveel anderen. Mantri Wangge, nog altijd in functie. De weduwe van Pius, die zich huilend aan me vastklemt. Haar man kwam een aantal jaren geleden om het leven op de thuisreis na een kerkelijke vergadering in Tanah Merah. En niet te vergeten Seli, die ik vanuit Boma via de radio spreek, en die me alsnog feliciteert met mijn verjaardag – ik wist het: zij houdt dat allemaal attent bij; ze was jaren lang onze trouw hulp in huis. Nu is ze al weer jaren getrouwd met Herman Korwa, één van de predikanten van de GGRI.

Herman Korwa is het, die ik zaterdag, als ik na een lange tocht over de Manggono en de Mapi – onderbroken voor een bezoek van een paar uur aan Uni – tot mijn verrassing in Boma ontmoet. En hij is het ook die zondagmorgen voorgaat in de dienst, met een preek over Romeinen 1:16-17, de tekst waarmee ik in 1977 door ds. S.S. Cnossen als predikant ben bevestigd: het Evangelie als kracht van God. Hoe is het mogelijk dat Paulus daar zo rotsvast van overtuigd is? Het Evangelie is toch gewoon een boodschap, het zijn alleen maar woorden… Ja, maar wel woorden van God, de Scheper, de Almachtige. Wie zou Zijn Woord van zijn kracht kunnen beroven, of die kracht kunnen tegengaan?! Gods kracht werkt in de verkondiging van het Evangelie, als een tweesnijdend zwaard. Dáárom kan het Evangelie mensen tot geloof brengen!
Ik ben diep ontroerd. Deze preek, deze boodschap, op dit moment, na die ontmoedigende bezoeken van de afgelopen week. Dit helpt mij er weer bovenop! Wat is Gods leiding soms wonderlijk… Zijn kracht moet het doen, en zal het ook doen. Dat kun je rustig aan Hem overlaten. Als je daar niet rotsvast van overtuigd bent, kun je hier maar beter ophouden. Het hangt uiteindelijk niet af van een consulent die op bezoek komt, of van een gemeente die goed voor een evangelist zorgt, of van een evangelist die het kan volhouden. “Vertrouwen op de Geest van God, die door alles heen werkt! Vertrouwen dat God niet laat varen wat Zijn hand begon.” Regels uit een gedicht aan de muur in het zendingshuis in Boma.

Zondagavond ben ik te gast op de SAP, de Praktische Bijbelschool. Voor 38 evangelisten die deze cursus volgen, en de drie nationale docenten: pendeta Herman Korwa, pendeta Yulianus Kiam, en pendeta Daniel Infaidan, mag ik iets vertellen over LITINDO, en over de boeken die het laatste halfjaar zijn verschenen. Na bijna elk boek ontstaat een discussie, waarin men vertelt hoe actueel en belangrijk deze boeken zijn, juist ook nu hier op Papua! De GGRI wordt door anderen bevraagd over het waarom van de kinderdoop, en er zijn zelfs al mensen uit onze kerken die zich op een massabijeenkomst in Tanah Merah hebben laten overdopen. Het gevaar van de charismatische beweging is niet iets waar we straks mee te maken zouden kunnen krijgen, maar een gevaar dat al midden onder ons is! En het gebed: laatst vroeg één van de cursisten aan pendeta Kiam om een boekje over het gebed: hoe we moeten bidden, wat we mogen bidden, wat we van het gebed mogen verwachten. En zo’n eenvoudig commentaar op Handelingen is natuurlijk meer dan welkom!
Uiteraard krijgen we het over hoe ze die boeken kunnen krijgen. Het probleem van de distributie, en van de betaalbaarheid van deze boeken voor arme evangelisten aan de bovenloop van de Kolff, of in een dorpje midden in het dichte oerwoud van de Korowai. Voor de SAP krijg ik alvast een bestelling mee: 50 exemplaren van Roep Mij aan (van H. Westerink) en van Gereformeerde Kanoniek (van de oud-docent van de STM in Boma, wijlen ds. Daan Zandbergen).

LITINDO is als een fabriek die de leer van de Gereformeerde kerk voortzet, zegt pendeta Kiam; “laat LITINDO alsjeblieft niet ophouden: dit is de ruggegraat, die kracht geeft aan onze Gereformeerde identiteit!” Bemoedigende woorden. Maar het meest bemoedigd ben ik door het feit dat er hier bijna 40 evangelisten zitten, die morgen weer uitvliegen naar alle windstreken met het Woord van het Evangelie. Gods reddende kracht voor allen die geloven!

A Dieu!
Jaap

maandag 12 maart 2012

Wamena, 11 maart 2012

Eergisteren is onze moeder gestorven; vandaag is de derde dag, en met deze dienst sluiten we de rouwperiode af. Morgen rouwen we niet meer. Jezus is gestorven, en op de derde dag opgestaan! We zijn van Hem. En zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben!

Wusèrem, een klein dorpje aan de samenvloeiing van de Mugi en de Baliem. Ik ben hier ‘toevallig’ verzeild geraakt. Omdat ik deze week geen vlucht naar Wanggemalo of Boma kon krijgen, heb ik zomaar opeens een paar ‘vrije’ dagen. Dus de wandelschoenen tevoorschijn gehaald en de bergen in. Moederziel alleen, maar ik ken de weg, en heb er geen behoefte aan om door een of andere gids op sleeptouw genomen te worden. Waar ik loop is het schitterend weer; ver achter mij trekt boven Wamena de lucht dicht en hoost het er voor het eerst sinds lange tijd. Fijn voor al die mensen die tekort aan water hadden!

Aan het eind van de middag kom ik in Ugem, een dorp hoog tegen de bergen aan de ingang van de Mugi-vallei. Het wordt tijd om een slaapplek te zoeken. Vriendelijke mensen wijzen mij een ‘hotel’, zo van een afstand te zien niet meer dan een houten bivak. Heb ik niet veel zin in. En dus vraag ik de mensen of ze mantri (gezondheidswerker) Ham Lokon kennen; vanmorgen was ik nog even bij Sue, en zij vertelde dat die hier ergens moet werken. Die beide namen van Sue en van die mantri doen de mensen op slag ontdooien. Opeens ben ik voor hen geen toerist meer. Ze brengen me naar de rand van de heuvel, en wijzen naar een paar huizen ver beneden in de diepte: daar woont die mantri, helemaal niet ver! Nee, maar ik weet nog maar al te goed hoe hoog en steil die afdaling is. In 2010 zijn Dineke en ik met veel moeite langs die weg naar boven geklauterd! Maar goed, het moet kunnen, en dus neem ik afscheid van de mensen, en begin aan de afdaling. Weer helemaal alleen.

Ondertussen is het weer nu ook hier omgeslagen. Prachtig om te zien: die regen die daar beneden die een regenboog tegen de bergen doet oplichten. Maar als het begint te miezeren, wordt het minder leuk! De afdaling vraagt sowieso al je volledige concentratie, maar de regen veroorzaakt een gladheid die het ronduit gevaarlijk maakt. Maar er is geen alternatief, dus maar gewoon de tijd er voor nemen.
Eindelijk ben ik beneden, en kom ik bij het huis dat ze me boven hebben aangewezen. Potdicht, alles op slot, geen mens te zien! Ook de andere huizen in deze kleine gemeenschap zijn volledig verlaten. Alleen een magere hond scharrelt rond en kijkt me achterdochtig aan. Het lijkt erop dat ik een probleem heb! Het is intussen kwart voor vijf. Weer terug die heuvel op zie ik echt niet meer zitten. Verder gaan ook niet: ik heb geen idee hoe die weg is en hoever ik dan moet gaan voor ik ergens mensen vindt. Ik ga op een droge plek zitten bij het hoofdpad, in de hoop dat er iemand langs komt die me kan helpen. Ik voel me nu toch wel behoorlijk alleen…

Een kwartiertje later zie ik achter mij iemand over het grasveld tussen de huizen lopen. Ik er achteraan. Het blijkt een oude man te zijn, die geen woord Indonesisch spreekt. Maar als ik de naam van de mantri noem houdt hij een heel verhaal, en wijst ergens naar de bergen aan de andere kant van de rivier. Daar zal hij dan wel ergens zijn, maar hoe ver, en voor hoelang? Ik maak een gebaar van slapen. Dat begrijpt hij, en hij wenkt me mee te komen. Zijn hut blijkt een eindje achter die van de mantri te staan. Zo slaap ik die nacht samen met die oude baas, zonder dat we ook maar één woord van elkaar verstaan. Er is geen eten of drinken. Gelukkig heb ik nog een paar komkommers en mandarijntjes, die deel ik met hem, evenals een stuk chocola dat ik van huis heb meegenomen. Als we ons al allebei al op het stro op de grond hebben neergelegd om te gaan slapen, horen we in de hut naast ons een vrouw thuiskomen. Even later komt die een bordje met wat witte rijst brengen. Maar ook met haar blijkt geen communicatie mogelijk. Ik ga weer liggen. De hele nacht hoor ik in de diepte het donkere bruisen van de Baliem; het is hier nooit helemaal stil.

De volgende morgen neem ik afscheid van de vriendelijke baas. Ik heb besloten om vandaag nog een stukje verder te gaan, en dan vanmiddag hier weer terug te komen; wie weet is de mantri er dan wel. Het is maar goed dat ik gisteren niet verder ben gegaan, want de weg daalt steil af in het ravijn van de Mugi-rivier. Ik kom bij de brug die er boven dat kolkende water gelukkig solide uitziet. Eerst maar wat foto’s maken. Als ik daar mee bezig ben, komt er een man van de andere kant aanlopen, die me de hand schudt en vraagt waar ik vandaan kom, en waar ik heen wil. Fijn weer iemand te ontmoeten met wie je kunt praten! Als ik vertel dat ik gisteren op zoek was naar mantri Ham Lokon, zegt hij: ja, maar dat ben ik! Hij moet het twee keer zeggen voor het tot me doordringt: dat verwacht je op zo’n moment totaal niet.
Hij vertelt hoe het komt dat alles hier de vorige avond zo verlaten was: eergisteren is zijn moeder overleden, en ze zijn nu met z’n allen in de kleine nederzetting vlak aan de overkant van de rivier. Vandaag is de derde dag, de dag dat ze de rouwperiode met een dienst en een gezamenlijke maaltijd afsluiten. Hij nodigt me uit vandaag bij hem te blijven. Even later lopen we aan de overkant het steile pad op naar boven, en daar in dat dorp maak ik die dag alles mee, en praat met tal van mensen. Tussendoor neemt de mantri me mee naar nog weer een ander dorp, een heel stuk verder omhoog, met een schitterend uitzicht over de Baliemkloof. Dit is het eigenlijke Wusèrem.

Rond een uur of twee begint de dienst. Niet in de kerk, maar midden in het dorp. Iedereen neemt plaats op plankjes die op de grond zijn gelegd. Ik houd mijn pet op: de zon brand fel, en mijn haren bieden maar weinig bescherming meer. De oude man naast me heeft hetzelfde probleem. Alleen met het bidden gaat zijn pet af. Onder begeleiding van een gitaar gaan we zingen; en het kernwoord van één van de eerste liederen is bersukaria: wees blij! Het wordt een fantastische middag, daar in de brandende zon. Ik moet denken aan het woord van de Prediker: Het is beter te gaan naar een huis van rouw dan te gaan naar een huis van feestgelag… (7:2) Ik voel het echt als een leiding van de Here dat ik hier vandaag terecht ben gekomen. Ik ging op pad om te genieten van de grootsheid van de schepping, maar kreeg daarbij nog iets veel mooiers: een blik in het leven van een geïsoleerde gemeente op één van de kernmomenten van het menselijke bestaan. Een dag om nooit te vergeten. Trouwens ook een stukje fieldtasting zoals dat één van de doelstellingen is op onze LITINDO-reizen.

Fieldtesting (de andere doelstelling) deed ik eerder deze week. Aan de Theologische Opleiding van de GJPI (ontstaan als zegen op het zendingswerk vanuit de Gereformeerde Gemeenten) behandelde ik het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Voor LITINDO ben ik momenteel bezig met de vertaling van een commentaar op dit belijdenisgeschrift, van de hand van rev. Art van Delden van de Free Reformed Churches of Australia. De eerste dag is ontnuchterend. Op mijn vraag op grond waarvan God ons heeft uitgekozen, en anderen niet, komt het zelfverzekerde antwoord: op grond van onze werken! En denk nou maar niet dat er hier nog nooit eerder les is gegeven over dit onderwerp! Mijn vraag blijkt een maand eerder een tentamenvraag te zijn geweest… Werk aan de winkel dus! Ik zet ze de volgende dagen in groepjes aan het werk om de voorlopige vertaling per paragraaf te bespreken. Gelukkig komen er dan ook antwoorden die van een beter begrip blijk geven.

Tussen de lessen is er ook tijd voor een bezoek aan de Kalvari-kliniek. Op deze vanuit de GIDI-kerk opgezette kliniek richt men zich vooral op ziekten als Aids, TBC, en geslachtsziekten; die eerste twee gaan hier trouwens hand in hand, vertelt Marcel Kooijmans. Hij werkt hier voor World Team, gesponsord door DVN, en begeleidt het medische team organisatorisch. Hij geeft me een rondleiding en laat zien hoe iedere nieuwe patiënt eerst naar de onderzoekkamer gaat. Als de uitslag er is gaan ze door naar de medicatie, en vervolgens naar de apotheek om de medicijnen op te halen. Voor ze dan naar huis gaan, komen ze eerst nog in de ruang doa, de gebedsruimte. Daar zit een pendeta van de GIDI om hen te begeleiden en met hen te bidden. Marcel vertelt dat er hier regelmatig mensen christen worden. Laat kwam er een meisje die ook christen was geworden, een paar week later terug: ze had een probleem… “Nou vertel maar eens dan.” “Wel, ik heb een vriendin, en die wil misschien ook wel christen worden, maar ze is nog niet ziek…”
Het team van ca. 20 verpleegkundigen, laboranten, administratieve werkers, en een pendeta (tot nu toe allemaal Papua´s) doet fantastisch werk. Maar er is uitbreiding nodig, zegt Marcel. En er moet ook een dokter komen. Eén van de verpleegkundigen is daarvoor naar Menado, om te proberen Papua-studenten geneeskunde hiervoor te motiveren.
In het kantoortje staan duizenden patiëntendossiers. Voor de kliniek zitten een stuk of 15 patiënten te wachten tot ze aan de beurt zijn. Er waren vanmorgen veel meer, maar de anderen moeten later in de week terugkomen. Er wordt niet veel gepraat, en er hangt een wat gelaten sfeer. Begrijpelijk: hun situatie lijkt zo donker en uitzichtloos. Maar op deze kliniek doen ze hun best om te laten zien dat er wel degelijk licht en toekomst voor hen is. Door de medicijnen. Maar meer nog door het Woord van onze God!
En geldt dat niet voor ons allemaal?

A Dieu,
Jaap

dinsdag 6 maart 2012

Wamena, 4 maart 2012

Onlangs kwam er een kerkleider uit Sentani naar Wamena bij Sue op bezoek. Hij wil graag iets zien van haar ministry. Sue neemt hem mee in de auto en rijdt naar het eind van de landingsbaan, waar naast de vuilnisbelt de begraafplaats is voor de arme mensen. Daar stopt ze. De man kijkt haar bevreemd aan: wat hebben ze hier te zoeken? Wel, zei Sue, je wou toch iets van mijn werk zien? Nou, dat is hier! Hier komen wij zeker drie keer per week de mensen begraven, als je uitstapt zal ik het je laten zien: al de verse graven van de afgelopen weken en maanden. De beste man begint te huilen…


Het is natuurlijk ook om te huilen! AIDS is een regelrechte epidemie geworden, screening levert percentages op onder jongeren die de hoogste zijn in heel zuid-oost Azië (rond de 50%), en er is niet veel rekenkunst voor nodig om te kunnen voorspellen dat de bevolking hier in de nabije toekomst gedecimeerd zal worden. Maar de overheid mag het dan nu (eindelijk!) als een probleem erkennen, tot grote frustratie van Sue staat het nog steeds niet op de agenda van de kerken. Het zou toch topprioriteit moeten hebben!
Sue is een Ierse verpleegkundige, die hier al zo’n 33 jaar werkt. Ooit deden we in 1977 samen de SIL-cursus in Engeland, niet wetend dat we elkaar hier op Papua weer tegen zouden komen. Met ons gezin zijn we enkele malen bij haar vakantie wezen houden; toen woonde en werkte ze nog in Soba, een plaats in een kleine vallei naast de kloof waardoor de Baliem-rivier zich een weg baant naar het laagland in het zuiden van Papua waar ook ergens Wanggemalo ligt. Toen al werkte ze naast haar medische werk ook aan een Bijbelvertaling in het Hupla, de taal van de mensen in die vallei. Inmiddels is die vertaling af en gecheckt en nog eens gecheckt, goedgekeurd door Lourens de Vries, en klaar om uitgegeven te worden door het Indonesische Bijbelgenootschap. Nu blijkt echter dat ze zelf geacht wordt om de vertaling print-klaar aan te leveren. En dus gaat ze er (samen met haar taalhulp) noodgedwongen nog weer een keer helemaal doorheen: perikopen indelen, illustraties er bij plaatsen, de bladspiegel verzorgen. “En het is zo’n dik boek, die Bijbel!”, verzucht ze, “en look at me, ik ben maar een gewone verpleegster!” Nee Sue, een buitengewone!

Ook in de Kombai van Wanggemalo wordt Bijbelvertaalwerk gedaan. In Sentani ontmoet ik Sung Kyu en zijn vrouw Ji Sook, een Koreaans echtpaar dat voor Wycliffe werkt. Ze komen net terug van een paar weken Wanggemalo. Ik word niet echt blij van wat hij te vertellen heeft: de bevolking is helemaal in de ban van het geld. De regering van Jakarta pompt enorme bedragen in deze provincie, voornamelijk uit politieke motieven, en zonder al te goed doordacht ontwikkelingsbeleid. Van alle kanten hoor je daarover schrikbarende verhalen. Sung Kyu vertelt dat er vorige week in Wanggemalo 300 miljoen rupiah is uitgedeeld, omgerekend zo’n € 25.000,-. Daar moeten ze dan wel een cementen weg voor aanleggen door het dorp, zodat ze niet meer door de modder hoeven te baggeren in de regentijd, maar het één staat tot het ander in geen verhouding. En wat moeten ze met zulke bedragen? Slimme jongens beloven ze nog veel meer, als ze hun geld bij hen willen beleggen. De mensen staat in de rij, maar worden waarschijnlijk bedrogen waar ze bij staan…
Sung Kyu heeft het boek Rut vertaald, en laat me er ook audio-opnamen van horen. Hij is nog met verschillende andere projecten bezig in de Kombai. Maar de afgelopen weken heeft hij in Wanggemalo aan taalwerk dus niet veel kunnen doen.

Inmiddels ben ik hier in Wamena, in de uitgestrekte Baliemvallei, die zo’n 2000 meter hoog tussen de bergen ligt. De grootste stad ter wereld die voor 100% afhankelijk is van een luchtbrug: vrijwel alles wat hier gebouwd, gegeten, en verhandeld wordt, komt met vliegtuigen uit Sentani en Biak. Alle auto’s en motoren hier (en het zijn er elk jaar weer meer) zijn door de lucht aangevoerd, evenals alle brandstof waar ze op rijden. Geen wonder dat alles hier dubbel zo duur is als aan de kust. En voor benzine betaal je hier haast net zoveel als in Nederland.
De komende week ga ik hier aan aantal dagen lesgeven aan de Theologische Opleiding van de GJPI, dat zijn de kerken die voortgekomen zijn uit het zendingswerk van de Gereformeerde Gemeenten. Vanmorgen ben ik bij hen naar kerk geweest, een grote kerk vol Papua’s: Yali’s uit de Pass Vallei, Una uit het gebied van Bomela en Langda, en de Nipsan: de drie stammen in de bergen rond deze vallei waar de Gereformeerde Gemeenten hun zendingsgebied hebben, of beter gezegd: hadden, want ook deze kerken zijn inmiddels zelfstandig geworden. Ongelooflijk eigenlijk, als je je realiseert dat deze vallei pas vlak voor de 2e Wereldoorlog werd ontdekt, en dat het zendingswerk hier pas in de jaren 50 echt goed van start is gegaan! Het maakt je ook bescheiden in het oordeel over deze kerken; natuurlijk ontbreekt er in onze ogen nog heel veel aan, maar is dat zo gek? Het is een wonder dat er al zoveel is!

Wamena lijkt wel overgenomen door de Nederlanders, zegt Sue. En inderdaad, het zijn er heel wat tegenwoordig. Ik tel zo al 7 gezinnen. Ze vliegen voor de MAF, begeleiden mensen die piloot willen worden, werken aan de Theologische Opleiding, of voor ontwikkelingsprojecten van Oikonomos, produceren Bijbels materiaal voor jeugd en jongeren, of werken op de Kalvari-kliniek. Maar als ik vanmiddag de internationale dienst bijwoon op het terrein van de MAF, ontmoet ik toch ook heel wat Amerikanen, Duitsers en Zwitsers. Allemaal zijn ze op een andere manier betrokken bij de opbouw van de kerken hier op Papua.
Marcel Kooijmans heeft vandaag de leiding, en doet dat op een enthousiaste en stimulerende manier. We zingen bij de gitaar, opwekkingsliederen. De meeste zijn mij onbekend. Maar aan het slot zingen we ook nog een paar die ik wel ken; Like a deer pants for the water… Ik moet denken aan Soba, waar we op een zondag lang geleden in een dienst in één van de dorpjes in die vallei samen met Sue voor in de kerk dat lied zongen. Herinneringen…
Halverwege de bijeenkomst is het gebedsgedeelte. Iedereen kan bidden waar hij of zij zich toe gedrongen voelt. Er wordt gebeden voor slachtoffers van de stormen in de USA (waar ik nog niets van wist), voor de Aidspatiënten hier in de Baliem, voor de straatkinderen van het project van Willie Berghuis (Marcel had er wat over verteld en er speciale aandacht voor gevraagd met wat foto’s op de beamer); voor een ziek familielied. We danken voor veilige vluchten, en voor een vrouw uit Nipsan die al vanaf woensdag aan het bevallen was, en gisteren emergency is uitgevlogen en hier een gezonde baby heeft gekregen. We bidden om regen (er is watergebrek), en om benzine (er dreigt tekort aan brandstof voor de vliegerij van de MAF). Voor de stammenstrijd rond Karubaga, hier een kwartiertje vliegen verderop. En nog voor zoveel andere dingen.
Aan het eind van de samenkomst nemen we afscheid van Isaac & Amber Rogers; ze hebben hier een aantal jaren gewoond (Dineke en ik hebben in 2010 een paar dagen bij hen gelogeerd), maar gaan nu verhuizen naar de MAF-basis in Oost-Kalimantan. We gaan samen letterlijk en geestelijk dicht om hen heen staan, en een aantal mensen gaat voor in dankgebed voor wat ze hier mochten betekenen, en draagt hen op aan de zorg van de Here. Ontroerend en aangrijpend. Ook wel hilarisch, als iemand bidt dat er daar op Kalimantan toch maar goede restaurants mogen zijn voor Isaac (hij houdt zo veel van lekker eten).
Als ik tegen de avond terug loop naar huis, zingt het in me. Wat is dit mooi om mee te maken! Het feit alleen al dat je met zoveel mensen met zo verschillende achtergrond bij elkaar zit, die allemaal zich inzetten voor de kerken hier op Papua, en die zo om elkaar heen staan, elkaar troosten en bemoedigen, en samen hun kracht bij de Here zoeken. En dan samen zingen:

Send forth your Word, Lord
And let there be light!

Zo kunnen we de week weer in!
A Dieu,
Jaap