zaterdag 24 november 2012

Jakarta, 23 november 2012

Uitgerekend vanmorgen verslaap ik me, op de laatste dag van mijn verblijf in Jakarta. Balen! Het wordt dus echt een eindspurt, deze laatste dag van mijn verblijf in Jakarta, een race tegen de klok. Snel nog even dit, snel nog even dat, taxi in, taxi uit, nog een paar laatste gesprekken, koffer inpakken, en voor ik het me goed realiseer zit ik in de taxi op weg naar het vliegveld. Dan gaat het opeens allemaal in slow motion. Het verkeer zit weer eens helemaal vast. Er zijn demo’s in de stad, werknemers zijn ontevreden over werkgevers die het (onlangs verhoogde) minimum loon weigeren te betalen, en we zijn gedwongen een omweg te nemen. Terwijl we met horten en stoten voortkruipen over de tolweg, zie ik Jakarta aan me voorbijschuiven. Een dreigende lucht hangt boven de stad. De regentijd is begonnen, en elke dag valt in zware onweersbuien het water bij bakken uit de lucht.

Een dreigende lucht. Symbolisch? Begin deze week spreek ik met iemand in Salatiga over de politieke situatie in dit land. Men is teleurgesteld in SBY (Susilo Bambang Yudhoyono, de huidige president van Indonesië). Als minister deed hij het prima, en men had hoge verwachtingen, maar nu strijkt hij alles glad en probeert alleen maar alles te sussen, zonder dat er iets opgelost wordt. Er broeit onvrede. Het duurt nog bijna twee jaar tot de volgende presidentsverkiezingen, maar nu al wordt er gespeculeerd over een mogelijke opvolger. Velen hebben hun hoop gevestigd op de nieuwe gouverneur van Jakarta, Joko Widodo. Tot voor kort was deze nog burgemeester van Solo, en heeft hij voor die grote stad op Midden Java ontzettend veel goeds gedaan. Als hij het nu in Jakarta ook goed doet… Maar de extremistische vleugel van de Islam moet ook in de gaten worden gehouden. Hoewel in getal klein, heeft deze groepering veel invloed. SBY is mee dankzij hen aan de macht gekomen, en moet voortdurend rekening met hen houden. Dat is ook hun strategie: belangrijke functies in handen zien te krijgen, dan heb je als minderheid uiteindelijk toch de macht.

Het streng Islamitische Aceh, in het uiterste noorden van Sumatra, heeft als enige provincie van Indonesië de Shariah-wetgeving. In de periode na de tsunami werd dit gebied overspoeld door allerlei hulporganisaties. Nu zijn die vrijwel allemaal vertrokken, vaak ook gedwongen: organisaties met een christelijke zendingsdrang zijn hier niet welkom. Toch is de MAF er nog steeds aanwezig, en heeft (onder de zegen van de Heer) in de afgelopen jaren een ook door de verschillende Islamitische overheidsinstanties gewaardeerde plaats verworven. In Jakarta bezoek ik Justin en Corrinne Koens; Corrinne is een dochter van de Canadese zendeling Henry Versteeg, die in dezelfde tijd als wij op Papua werkte, en Justin is de vertegenwoordiger van de MAF in Jakarta. Maar recent namen ze drie maand waar op de MAF-basis in Aceh. Verwonderd luister ik naar hun enthousiaste verhalen. Op Papua vliegt de MAF voor kerk en zending. Is dat in Aceh geen mission impossible? Daar is geen zending, en de kerk mag niets doen. Inderdaad, zegt Justin, maar omdat de overheid ziet dat ze echt geven voor de mensen, willen ze graag dat MAF daar blijft, ook al weten ze natuurlijk best dat het christenen zijn. Anders dan op Papua, is de MAF hier zelf de hulpverlenende instantie. Ze willen dat vooral in medische richting zien uit te bouwen. Maar ook krijgen veel jongeren een technische training in hun hangar. Het is een vorm van incarnational living: aanwezig zijn, je vereenzelvigen met de mensen, in je hele leven een voorbeeld zijn, en zo het licht van Jezus laten stralen in deze islamitische wereld.
Het is wel een heel ander verhaal dan wat één van de deelnemers aan de conferentie in Salatiga vertelde van zijn kerk in die regio: “we mogen niets doen, en dus doen we ook niets,” en die dat probeerde te verdedigen met een dualistisch verhaal dat het solus Christus (buiten Christus geen zaligheid) alleen geldt binnen de eigen kring, maar dat we daarbuiten het pluralisme moet aanvaarden…

Niet overal in Indonesië is de Islam zo streng als in Aceh. Net zoals er bij het christelijk geloof het gevaar dreigt van vermenging van Christelijke en heidense elementen, kent ook de Islam haar syncretisme. Zo is op Midden-Java de Islam sterk beïnvloed door de Javaanse cultuur, en draagt daardoor een heel eigen karakter, vertelt ibu Wati, als ik haar op de laatste dag voor mijn vertrek nog even een bezoek breng (zij controleert onze boeken op correct taalgebruik).
De Javaanse Islam is veel minder fanatiek, en wordt gekenmerkt door oude Javaanse mystiek en waarden die komen uit de het vroegere Hindoe-Boeddhistische geloof, en wortelen in de Javaanse kosmologie. Men is zich sterk bewust van geesten en goden die ons omringen, van mysterieuze bovennatuurlijke krachten die het leven bepalen, en die ongeluk brengen als je niet de goede voorzorgen neemt. Ook het gebruik dat men de derde, zevende, veertigste, honderdste, en duizendste dag na het overlijden in acht neemt, heeft te maken met het geloof dat de ziel pas na die datum tot rust komt, en desintegreert, of reïncarneert. Onder christenen kom je datzelfde gebruik trouwens ook steeds meer tegen.

Wat is cultuur toch een sterke macht in ons leven en denken. Wat worden we er door beïnvloed, vaak zonder dat we onszelf daarvan bewust zijn. Je krijgt het pas in de gaten als je voor langere tijd uit je eigen cultuur stapt, en in een heel andere cultuur gaat wonen en werken. Dat geeft je dan een culture shock. Maar de reverse culture shock (omgekeerde cultuurschok, als je terugkeert naar je eigen cultuur) is vaak veel heviger. Ook de SETIA-docenten die in Kampen studeren, en daarna weer terug gaan naar Jakarta, ondervinden dat. In Nederland is daar door de ervaring van jaren steeds meer aandacht voor gekomen. Maar in Indonesië is men met dat fenomeen praktisch onbekend. Yusup is nu al weer jaren terug in Jakarta, maar dit is de eerste keer dat hij erover begint hoe moeilijk die overgang was. Je bent niet meer dezelfde als vóór je vertrek. En dat wordt je ook nooit meer! Volgens Yusup houdt zijn breuk met SETIA ten diepste daar ook verband mee: daar hadden ze volgens hem totaal geen oog voor dit probleem.
De processen die bij die overgangen van de ene naar de andere cultuur een rolspelen, worden haarfijn uit de doeken gedaan door iemand als Paul Hiebert. Ik denk dat we ons meestal wel bewust zijn van onze eigen ervaringen op dat gebied, maar ons te weinig realiseren dat anderen daar natuurlijk net zo goed mee te maken hebben. Bij het plannen van opleidingstrajecten van Indonesiërs in het buitenland (Kampen, Canada, Australië) denken we vooral aan het profijt dat iemand van zo’n opleiding zou kunnen hebben, maar staan we vaak maar oppervlakkig stil bij de neveneffecten. We maken ons wel zorgen of iemand zich bij terugkeer wel weer aan de lagere levensomstandigheden zal kunnen aanpassen, maar denken volgens mij niet of nauwelijks na over de onvermijdelijke en blijvende effecten van de culture shock waar deze mensen doorheen gaan. Misschien hebben we er nog wel oog voor als ze hierheen komen, maar veel minder als ze weer terug gaan. Zoals onlangs een Edward Hanock, en binnenkort Naftali Arung en hun gezinnen…

Yusup is zoals gezegd al jaren weg bij SETIA. Hij is nu de directeur van de STT Paulus. Deze theologische opleiding ligt aan de uiterste zuidrand van Jakarta, net buiten de stad, in een landelijke omgeving van tuinen en sawa’s. Hij is hier aangetrokken om deze school (waar aan ook de huidige directeur van SETIA gestudeerd heeft) opnieuw leven in te blazen. Onder zijn leiding krijgt de opleiding steeds meer een gereformeerd karakter. Op zijn uitnodiging geef ik ook hier een seminar over mijn boek over belijdenissen.

Ook met Marianus, die tegelijk met Yurup in Kampen studeerde, heb ik nog een ontmoeting. We krijgen het over de conferentie over de Catechismus in Salatiga (zie vorige brief), en ik vertel enthousiast over de onverwacht positieve afloop. Maar hij reageert aanvankelijk behoorlijk sceptisch: wat komt daar uiteindelijk van terecht, en zullen die kerken werkelijk volgens die gezamenlijke verklaring zich nu opeens in gaan zetten om de Catechismus weer te gaan promoten? Nee, inderdaad misschien wel niet, moet ik toegeven. Maar is het onmogelijk? Deze bijeenkomst was toch op zichzelf al een wonder: kennelijk vinden deze mensen de Catechismus belangrijk genoeg om ervoor naar Salatiga te komen, ook al moesten ze daarvoor zelf de tickets betalen! En als de Heilige Geest nu eens inderdaad een nieuw begin wil maken, en een Reveil wil bewerken in kerken die wij in ons hart al afgeschreven hebben…

De file is intussen opgelost, en we rijden nu stevig door richting Bandar Udara Soekarno Hatta, de nationale luchthaven vlak buiten Jakarta. Mag ook wel, want de tijd begint op te schieten. Gelukkig heb ik al via het internet ingecheckt, en als we er zijn, kan ik vrij snel doorlopen.
En daar sta ik dan in de wachtruimte, klaar om aan boord te gaan van het KLM-toestel dat me terug zal brengen naar huis, bijna drie maand nadat deze reis is begonnen. Dat roept gemengde gevoelens bij me op. Drie maand zo intensief hier weer even mee mogen werken, op Papua, Timor, Sumba, Abon, Bali, in Salatiga, Jakarta – en daar dan zo abrupt weer uit te moeten stappen… Terug naar Nederland, weer verder werken aan nieuwe publicaties van LITINDO. Als er één ding weer opnieuw duidelijk is geworden op deze reis: hoe de Geest ons in LITINDO wil gebruiken, hoe dankbaar de kerken hier zijn met deze boeken, hoe groot de verwachtingen zijn die ze voor de toekomst van ons hebben. Daarom: hopen en bidden dat de kerken in Australië inderdaad mee gaan doen, en er straks ook mee verder kunnen gaan als wij er hier in Nederland een punt achter moeten gaan zetten.

Zaterdag gaan we Ellie Nieboer begraven. Wat heeft zij veel mogen betekenen voor de kerken op Papua. Iemand noemde deze onderwijskundige een moeder Theresa op educatief terrein. Ze schreef in de jaren ’60 het op Papua in brede kring nog altijd bekende en gebruikte ‘Rode Boekje’: een in rood kaft gebundelde serie Bijbelverhalen in heel eenvoudig Indonesisch, geïllustreerd met door evangelisten moeiteloos te reproduceren stoktekeningetjes. LITINDO is bezig dit boek een nieuwe bewerking te geven, om het opnieuw uit te geven, zo mogelijk voor heel Indonesië. Wie schrijft, blijft… Beter: haar werken volgen haar na.
Moge dat onder de zegen van de Here ook van ons werk in LITINDO gelden.
En voor uw en jouw werk, waar dat ook is en wat dat ook mag zijn: in de Heer niet vergeefs!

A Dieu, Jaap

STT: Sekolah Teologi Tinggi: Theologische Hogeschool
Paul G. Hiebert, Anthropological Insights for Missionaries (Grand Rapids, 1985).
Salatiga, 19 november 2012

Een gebeeldhouwd reliëf laat een leeuw zien bij een lam. Ik denk even aan Jesaja 60. Maar nee, we zijn niet in een kerk: we staan bij één van de honderden reliëfs in de Borobudur, het Boeddhistische heiligdom uit de 8e eeuw op Midden-Java. Die afbeeldingen zijn een soort leerboek voor priesters en pelgrims: ze tonen de weg naar de verlichting, het nirwana. Die boeddhistische ‘hemel’ wordt uitgebeeld door de drie cirkelvormige bovenste niveaus van dit immense bouwwerk. Maar dit plaatje dat bij Jesaja de toekomstige vrede illustreert, vind je op één van de lagere niveaus, die aan de hand van het leven van Boeddha de fysieke wereld laten zien die je moet ontstijgen om in het Nirwana te komen. Als je goed kijkt zie je, dat de leeuw het lam verslindt. Op het volgende plaatje zie je hoe Boeddha in de vorm van een vogel de leeuw helpt als er een botje in zijn keel is blijven steken; maar in plaats van dankbaarheid te tonen, probeert de leeuw Boeddha op het laatste plaatje ook de vogel in zijn bek te nemen…

Ruim drie dagen lang praten we hier in Salatiga met elkaar over een ander leerboek: de Heidelbergse Catechismus, ter gelegenheid van haar 450-jarig bestaan. Op uitnodiging van de Christelijke Kerk uit Noord Midden-Java (GKJTU) zijn 59 afgevaardigden uit 24 kerkgenootschappen en 6 theologische opleidingen voor dat doel hier in Salatiga bijeen gekomen. Niet om langs deze weg los te komen van de fysieke werkelijkheid, maar juist omgekeerd: om te kijken of, en zo ja, hoe dit eeuwenoude kerkelijk leerboekje uit Duitsland kan dienen als leidraad voor het leven van Christenen in de culturele situatie van Indonesië anno 2012. De deelnemers willen hun leefwereld niet ontstijgen, maar juist als christenen daarin leven.
Die leefwereld is bij de deze conferentie vooraal hoorbaar duidelijk aanwezig: aan de overkant van het grote plein bij de kerk (en ons vergadercentrum) staat een moskee; en die donderdag wordt volgens de Javaans-Islamitische kalender Nieuwjaar gevierd, heel groots en met veel lawaai, met een urenlange optocht met veel muziek, die vlak langs ons vergadercentrum komt.

De opvattingen lopen aanvankelijk behoorlijk uiteen. Ook latere boeken uit het westen, met allerlei Bijbel-kritische opvattingen, hebben hun weg naar dit land gevonden, en het denken van de theologen hier beïnvloed. Maar toch vinden deze mensen de Catechismus kennelijk belangrijk genoeg om hierheen te komen en er een week voor uit te trekken. Soms met nadrukkelijke steun van hun gemeente: één van de afgevaardigden had een stergeval, maar de familie van de overledene vond deze conferentie belangrijker dan de begrafenis, en vond dat hun predikant daar toch maar heen moest gaan.

Hoofdspreker is emeritus prof. W. Verboom (Geref. Bond), die een drietal lezingen houdt over het ontstaan en de inhoud van de Catechismus, over welke plaats de Catechismus nu heeft in de kerken, en over de actualisering van de Catechismus.
Van dat laatste worden een paar voorbeelden gepresenteerd: de eigen belijdenis van de Torajakerk (geformuleerd in 1981), en het Supplement bij de Catechismus, opgesteld door de GKJTU. Over elke lezing wordt stevig gediscussieerd, en ook in de wandelgangen en slaapkamers wordt lang nagepraat.
Het gaat ook over de context van de pluraliteit van de Indonesische samenleving, en de invloed van de oude adat.

Ook onze zusterkerken zijn goed vertegenwoordigd: ds. Korop van Papua, samen met Oktovianus van de Ceveo; ds. Acong van Kalimantan; ds. Melki Bulan van Rote, Edward Hanock (net terug uit Kampen). Ds. Pila Njuka uit Sumba mag zelfs een bijdrage leveren.
Naarmate de conferentie vordert klinken er gaandeweg meer waarderende woorden over de Catechismus. “De Catechismus import vanuit het Westen? Dan is de Bijbel zelf ook import!”, klinkt het in één van de besprekingen. En aan het eind wordt er een slotverklaring opgesteld, waarin de deelnemers aan deze conferentie verklaren vast te willen houden aan het sola fide, sola gratia, sola scriptura, en solus Christus; en ook aan de erfenis van de Vroege Kerk en van de traditie van de Reformatie, zoals de Heidelbergse Catechismus, het systeem van een presbyteriaal-synodale kerkregering, en de kenmerken van de reformatorische liturgie. En ze spreken met elkaar af die erfenis in de diverse dimensies van hun leven en werk nieuw leven in te gaan blazen en te actualiseren. Daarvoor zullen er commentaren, modules, en andere materialen moeten worden ontwikkeld bij de Catechismus. Ook moet de leer van de Catechismus een plaats krijgen in het curriculum van de theologische opleidingen van de betreffende kerken.

Ambitieuze voornemens van een zeer gemêleerd gezelschap: eenvoudige predikanten uit afgelegen streken met weinig opleiding, en gepromoveerde theologen. En ze komen werkelijk overal vandaan: van Nias, Sumatra, Kalimantan, verschillende streken van Sulawesi, Java, Ambon, Sumba, Kupang, Papua… “Ik dacht dat wij de enigen waren die de Catechismus nog belangrijk vonden, maar nu zie ik dat de Here zich in Indonesië nog 7000 bewaard heeft die dat ook doen!”, zo spreekt één van de deelnemers zijn verwondering en dankbaarheid uit. Hij is docent dogmatiek aan één van de theologische opleidingen in Jakarta (de STTRII), en een paar maand geleden in Grand Rapids gepromoveerd op een studie over de Heilige Geest in de Gereformeerde Belijdenisgeschriften.
Pila Njuka noemt in zijn referaat deze conferentie een historic event. En dat is het ook. Nooit eerder kwamen vertegenwoordigers van zoveel kerken en instellingen hier in Indonesië bijeen om over de Catechismus te praten. En er gebeurt hier iets deze dagen! Mensen van wie we het nooit verwacht hadden, scharen zich op de laatste dag toch unaniem achter deze verklaring, die de Catechismus weer een centrale plaats wil geven. Om stil van te worden. Hier is de Geest aan het werk!
Volgend jaar willen ze in Rantepao opnieuw bijeenkomen voor een vervolg van deze conferentie. Het begin van een reveil? In elk geval het begin van een netwerk van kerken en instellingen, die elkaar op basis van de beginselen van de Reformatie herkennen als Reformatorische Christenen.

Zondagmorgen horen we hier in de kerk een prachtige preek over zondag 10. Die middag gaan we naar een speciale dienst. In een klein dorp tegen de helling van de Merbabu komen we onder een tentdak samen op de bouwplaats, waar een vormingscentrum zal gaan verrijzen voor christelijke karaktervorming, waarbij ook de oude Javaanse waarden (zoals gastvrijheid) een plaats moeten krijgen.
In de preek wordt stilgestaan bij Psalm 127:1 (Als de Here het huis niet bouwt…) en bij 1 Kor. 3:11 (Een ander fundament, dan dat er ligt, namelijk Jezus Christus, kan niemand leggen).

Na de dienst wordt op een symbolische manier het ‘werk’ begonnen door het aanbreken van een rijstpunt. Daarna worden een aantal personen uitgenodigd om aan de voet van een van de betonnen funderingen van het gebouw een brok natuursteen te metselen. Ook wij worden gevraagd, en na ds. Poldervaart (GZB) en prof. Verboom mag ik als vertegenwoordiger van LITINDO en EUKUMINDO eveneens een steentje bijdragen. Voor het eerst dat ik zoiets doe op zondag. Normaal gesproken gaan we in Nederland op zondag niet aan het metselen. Ook eerste stenen van kerken plegen wij door de week te leggen. Maar waarom eigenlijk niet op zondag?! Want wat is dit mooi! Zoals Verboom het uitdrukt: dit is geen concessie, maar confessie! Geen afbraak van de zondagsrust, maar een prachtig getuigenis, ook naar het islamitische deel van de bevolking van dit dorp. Een belijdenis van God als de Heer van héél het leven, heel concreet. En op dit fundament gaan ze nu morgen verder bouwen!
Als we na de gezamenlijke maaltijd - die vorm van gemeenschapsbeleving hoort er hier in Indonesië helemaal bij! – weer terug rijden naar Salatiga, zijn we nog vol van wat we gehoord en beleefd hebben. Wat een rijke zondag!


Vanmorgen hebben we afscheid genomen van de broeders en zusters van de GKJTU. Wat zijn ze dankbaar en blij voor de samenwerking met GZB, met EUKUMINDO (die deze conferentie gefinancierd heeft), en met LITINDO. Er is de laatste jaren een hechte band gegroeid tussen deze kerken en LITINDO. “Wilt u onze dank en de hartelijke groeten overbrengen aan LITINDO en aan uw kerken in Nederland? En we nemen geen afscheid, want we hopen LITINDO hier weer te zien!” Wat mij betreft kunnen ze daarop rekenen. LITINDO is maar niet een vertaalproject, en uiteindelijk gaat het er niet om zoveel mogelijk boeken op de plank te krijgen, maar om al die mensen te bereiken in Indonesië. In onze eigen GGRI, maar ook in zoveel andere kerken, zoals de GKJTU hier op Java. En de GPIL op midden Sulawesi (Palopo), en de GMIM (Minahasa, noord Sulawesi), die deze week naar mij toe kwamen om advies en hulp te vragen, omdat ze zo graag reformed willen zijn, of opnieuw willen worden, en daarvoor hun hoop ook op ons hebben gevestigd. Dáár doen we het voor, dáár is het uiteindelijk allemaal om begonnen, dáár hebben we vanaf het begin van LITINDO ook voor gebeden. En wat wordt je stil, en blij, en dankbaar, als je dan hier voor ogen ziet hoe de Here die gebeden verhoort!
Met de laatste zin van de slotverklaring van de conferentie: Moge Christus, de Koning van de Kerk, al onze inspanningen zegenen en leiden!

A Dieu,
Jaap

EUKUMINDO: internationaal overleg platform van kerken en instanties in Europa die contacten hebben met kerken in Indonesië.
Denpasar (Bali) 12 november 2012

Op 20 april 1621, de dag dat na het 12-jarig bestand de tachtigjarige oorlog werd hervat, vertrok van de rede van Texel een vloot van de VOC, waaronder de Leeuwin, op weg naar Batavia, het tegenwoordige Jakarta. Het was een schip van 400 ton, en had bij vertrek tussen de 150 en 250 koppen aan boord. Hoe de reis precies is verlopen, weten we niet, want het logboek is verloren gegaan, maar na een lange reis, waarbij de Leeuwin het contact verloor met de andere schepen, kreeg het in maart 1622 eindelijk land in zicht. Het was een onbekende kust, en bijna leed de Leeuwin er schipbreuk. De kust werd in kaart gebracht, en daarna vervolgde het schip zijn tocht naar Batavia, waar het op 15 mei aankwam. Een paar jaar later verscheen het aangezeilde land op een zeekaart als het land van de Leeuwin, de uiterste zuidwesthoek van Australië, waar Indische en Antarctische oceaan elkaar ontmoeten. Een later op het lichtbaken op Cape Leeuwin aangebrachte plaquette houdt de herinnering aan dit Hollandse aandeel in de geschiedenis van dit land nog altijd levend.

Als wij er zijn, rondt een groot cruiseschip de kaap, terug van een tocht door de Indonesische archipel, op weg naar Albany en Melbourne. Eén van de opvarenden was net in Perth van boord gegaan: een Nederlandse immigrant uit Katwijk met wortels in Urk, die hier zijn hele leven als visser gevaren heeft, in het begin zelfs met een originele Urker kotter. Nederlanders leveren ook nu nog altijd een actief aandeel aan de ontwikkeling van dit land. Allerlei uit Holland geïmporteerde producten zijn hier dan ook verkrijgbaar, zoals hagelslag, en senseo. Omgekeerd eten wij in Nederland brood dat in veel (de meeste?) gevallen gebakken is van graan uit Australië.

Het is boeiend om hier een paar weken rond te kijken. Het eerste wat mij opvalt is de enorme ruimte. Ons land past 15x in de provincie West Australië, maar er wonen hier slechts 2,5 miljoen mensen, waarvan 1,5 miljoen in Perth en omgeving. De zuidwesthoek – het land van de Leeuwin - , ongeveer 2x zo groot als Nederland, telt slecht 50.000 inwoners (inclusief Albany). Men bouwt dan ook in de breedte, en niet in de hoogte: behalve in de city van Perth zijn haast alle huizen vrijstaand en gelijkvloers, op een paar nieuwere woonwijken na (vooral langs de kust) waar je huizen van twee verdiepingen ziet, en de percelen ook duidelijk kleiner worden. Gevolg is dat iedereen zich hier altijd met de auto verplaatst. Fietsen zie je hier praktisch niet, en lopend naar kerk gaan komt op een enkele uitzondering na niet voor. Rond de kerkgebouwen zie je dan ook enorme parkeerterreinen.

Omdat de mensen hier zo ver van elkaar wonen, hebben ze ook veel minder frequent contact met elkaar, of met hun buren, dan in Nederland doorgaans het geval is. Met de auto kom je onderweg geen mensen tegen om een praatje mee te maken, zoals wanneer in Wezep naar het winkelcentrum wandelt. Ook de jongeren zullen weinig contact hebben met leeftijdgenoten van andere kerken: ze doorlopen tot en met grade 12 (in Albany grade 10) de eigen John Calvin scholen. Ongetwijfeld iets heel waardevols! Vóór de ontzuiling hadden we in Nederland een vergelijkbare situatie. Ik zelf kwam pas op de Wycliffe-cursus in Engeland (dus na mijn studie in Kampen) voor het eerst in aanraking met anders-kerkelijken. En dat waren dan ook nog allemaal orthodox georiënteerde evangelicals. En wie in ons geseculariseerde westen een andere studie ging volgen, had die ervaring natuurlijk al veel eerder, en ongetwijfeld nog meer confronterend. Hier in Australië is de samenleving waarschijnlijk niet minder geseculariseerd. Maar naar mijn indruk heeft mede door het gebrek aan dagelijkse ontmoetingen met mensen uit andere kerken, en de afwezigheid van andere kerken van een gereformeerde signatuur (zoals we dat in Nederland wel hebben), de geïsoleerde positie van de Nederlandse emigrantengemeenschap zich tot nu toe vrijwel onveranderd kunnen handhaven.

In zekere zin lijkt het dan ook alsof de tijd hier heeft stilgestaan. De in de 50-er jaren uit Nederland meegebrachte gereformeerde erfenis werd en wordt gekoesterd als een kostbaar bezit. En dat is het natuurlijk ook! Maar de tijd heeft natuurlijk niet echt stilgestaan. Ook niet binnen de 11 gemeenten die hier in de afgelopen 60 jaar ontstaan zijn uit de eerste gemeente in Armadale. De Angelsaksische karakteristieken van de Australische samenleving hebben ook het leven van de Hollandse emigrantengemeenschappen beïnvloed. Dat valt meteen op als je de schooluniformen ziet. Je merkt het uiteraard in de taal (maar weinig 3e generatie immigranten spreken of verstaan nog de taal van hun grootouders), en in bepaalde omgangsvormen. En net als bij ons kennen ze ook hier de schrijnende gevallen van kinderen die De Weg kwijtraken en de kerk de rug toe keren. En menselijkerwijs gesproken zal dat in de 4e en 5e generatie alleen maar erger worden. Als je het handboekje van de kerken hier doorbladert, kom je vrijwel uitsluitend Nederlandse familienamen tegen. Het is een homogene gemeenschap. Maar voor hoelang nog?

Als één ding duidelijk wordt als je hier om je heen kijkt, is hoezeer de Nederlandse en Australische kerken elk hun eigen ontwikkeling hebben gehad. In Australië een ontwikkeling van conserveren en doorgeven van de erfenis, in de beschermde rust die de kerken hier tot nu toe gegeven is; in Nederland een ontwikkeling van nadere verantwoording en concretisering van die erfenis in de turbulente tsunami van secularisatie die ook over onze kerken heen golft. Eén en hetzelfde Evangelie wordt beleden, en gepreekt, hier en bij ons in Nederland. Maar wat loopt de culturele context waarin dat gedaan wordt, ver uiteen! Geen wonder dat we elkaar soms (op synodaal niveau) niet meer lijken te verstaan… Geen wonder ook, dat dat emoties oproept, want de band met Nederland is nog sterk, en wordt ook concreet gevoeld en gevoed door familiebezoek over en weer.

Botsing van culturen: daar ging het ook over op de zendingsconferentie, die we hier afgelopen vrijdag en zaterdag hadden in de meeting hall van de kerk in Kelmscott. In een 4-tal lezingen bezinnen we ons op wat er zoals gebeurt bij de overdracht van het Evangelie in een andere cultuur. Eerst vertelt rev. Ian Wildeboer, zendeling in Papua New Guinea (het onafhankelijke deel van het eiland) over zijn ervaringen. ’s Avonds ben ik aan de beurt. Ik houd een verhaal over de verhouding tussen Bijbel, Theologie, en Cultuur. Aan de hand van een aantal vergelijkingen tussen de Amerikaanse (in veel opzichten identiek aan de westerse) cultuur, en andere (met name oosterse) culturen, probeer ik duidelijk te maken dat ‘onze’ cultuur echt niet zo vanzelfsprekend en Bijbels is als we veelal geneigd zijn aan te nemen. Voor wat ons werk in LITINDO betreft betekent dit, dat we boeken die geschreven zijn voor de kerken in Nederland of Canada of Australië, meestal niet één-op-één kunnen vertalen, maar moeten aanpassen, contextualiseren, zodat de mensen in Indonesië zich erdoor aangesproken voelen. Doe je dat niet, dan zullen boeken als niet relevant aan de kant geschoven worden.
De volgende dag maken rev. Stephen ’t Hart (ex-zendeling in Port Moresby, PNG) en br. Wayne Vanderheide (binnenkort repatriërend docent aan de theologische opleiding in Port Moresby) duidelijk wat voor effecten het verschil in cultuur heeft voor de overdracht van het Evangelie, in de zondagse prediking, en voor het theologisch onderwijs. Bijzonder boeiend, en verhelderend.

Het is de eerste keer dat er hier in Australië zo’n conferentie is gehouden. Vooraf waren sommigen behoorlijk sceptisch. Maar na afloop was iedereen enthousiast, en een volgende conferentie staat al gepland. “Waarom hebben we dit niet 40 jaar eerder gehoord”, verzucht iemand. En een ander bekent dat hij op deze conferentie dingen heeft geleerd over zending die hij zich nooit eerder gerealiseerd heeft. Iedereen is onder de indruk van de complexiteit van de prediking van het Evangelie in een andere cultuur. En de reactie is er één van: wie is hiertoe in staat?!
Maar God dank: het is niet ons werk, maar Zijn werk!

Die zondag preek ik in Mundijong en in Rockingham. Als tekst heb ik de gelijkenis van de zaaier (Lukas 8). in dat verhaal is de spits niet gericht op de zaaier, of op God, maar op de grond waarin het zaad valt: op onszelf dus! Dan komt het verhaal wel heel dichtbij: werken wij wel genoeg in de tuin van ons hart? Als planten niet regelmatig begoten worden door de regen (van het Woord), drogen ze uit. En als we niet op tijd onkruid wieden, krijgt de plant van het geloof in ons leven niet de kans te groeien, en gaat die uiteindelijk dood…

Maar voor de zaaier is er troost, zoals de Dordtse Leerregels met deze gelijkenis in de hand aanwijzen (III/IV, 9): of het zaad vrucht draagt of niet, dat ligt niet aan ons, maar dat is het werk van God! Dat geeft rust, ook op een reis als deze, door Indonesië, en in Australië: Hij zorgt, het is zijn werk, ook in LITINDO, en in dat vertrouwen kunnen we rustig verder gaan, en plannen ontwikkelen voor de toekomst. Ook in het vertrouwen dat ondanks al onze fouten en missers, God er zeker zijn werk mee zal doen. Soli Deo Gloria – alleen aan Hem de eer!

A Dieu,
Jaap
Albany, 4 november 2012

In de laatste week van oktober is de gemeenschap van de Theologische Hogeschool Johanes Calvin op Bali druk bezig met de voorbereidingen van de viering van Hervormingsdag. Ik moet terugdenken aan die keer, al weer heel wat jaren geleden, dat we bij deze gelegenheid in Jakarta waren, en er door de studenten van SETIA een groots opgezet songfestival werd georganiseerd. Er waren zoveel groepen dat ze er twee dagen voor nodig hadden om iedereen aan bod te laten komen. We keken er erg naar uit, tot we tot de ontdekking kwamen dat het enige lied dat door elke groep ten gehore werd gebracht, het Lutherlied was… Hoe mooi de woorden van Een vaste burcht ook zijn, op het laatst kon je de melodie gewoon niet meer horen! En ik was blij dat ze Henk Oostra hadden uitgekozen om in de jury plaats te nemen, en niet mij; nu kon ik er nog eens eventjes bij weglopen…

Deze opleiding op Bali wordt gesteund door de Gereformeerde Gemeenten in Nederland, en heeft zo’n 120 studenten. Een aantal daarvan is op stage, dus ik heb er zo’n 90 onder mijn gehoor. De meesten zijn afkomstig van nabijgelegen eilanden als Sumba, Sabu en Timor. Hun kerkelijke achtergrond is verschillend: er zijn er van de algemene protestantse kerken op Sumba en op Timor, maar ook van de ‘Gereja Bebas’ (de Goossens-kerken). Er zijn geen studenten van de ‘gereformeerde gemeenten’ op Papua – daar hebben ze nu immers in Wamena hun eigen opleiding.
In drie sessies van 1,5 uur introduceer ik ook hier weer mijn boek over belijdenissen. In grote lijnen dezelfde stof als ik een week eerder ook voor de studenten op Ambon heb behandeld. Alleen is er hier meer ruimte voor discussie. Naar aanleiding van de begrafenis die ik in Pau heb meegemaakt, vraagt iemand of het wel echt nodig is dat de kerk zich in een eigen belijdenis zich uitspreekt over dergelijke cultureel-bepaalde zaken. Want zijn belijdenissen er niet vaak de oorzaak van dat een kerk scheurt, en beng je dus de kerkelijke eenheid niet in gevaar als je hier nadruk op gaat leggen? Inderdaad, dat is een gevaar als je het eigene gaat verabsoluteren. Maar toen in de tijd van de Reformatie verschillende belijdenissen ontstonden, erkende men die vaak over en weer. Zelfs Luther en Calvijn hebben geprobeerd om die eenheid te bewaren; en iemand als Melanchton, de ‘rechterhand’ van Luther, heeft zelfs getracht door aanpassingen de Lutherse Augsburgse confessie acceptabel te maken voor de orthodoxe kerken in het oosten! Als regionale belijdenissen overeenkomstig Gods Woord zijn, zich daarop baseren, en zich daardoor laten beperken, waarom zou dat dan scheiding teweeg moeten brengen? Zeker als je daarnaast ook samen de algemene belijdenisgeschriften blijft onderschrijven.

Eén van de docenten heeft me die morgen opgehaald, en brengt me aan het eind van de middag ook weer terug naar het hotel waar ik logeer. Met het drukke verkeer een rit van zeker een uur. Hij is docent dogmatiek, en gebruikt het handboek dat Kees Haak vroeger op Papua heeft geschreven. Hij ziet uit naar het nieuwe handboek dat LITINDO volgend jaar hoopt te publiceren. Omdat hij ook les geeft over de Dordtse Leerregels, is hij erg geïnteresseerd in het commentaar daarop van rev. VanDelden uit Australië, dat ik nu aan het vertalen ben. Ik beloof hem het materiaal op te sturen. Behalve docent is hij ook predikant van een gemeente in Denpasar, de hoofdplaats op Bali. Hij vertelt dat veel van zijn collega’s niets moeten hebben van de Gereformeerde leer.
Helaas heeft deze opleiding weinig of geen impact op de eigen bevolking van Bali. Die is in meerderheid aanhanger van de Hindu-godsdienst. Je wordt er overal mee geconfronteerd. Elke morgen als ik aan mijn ontbijt zit in het open restaurant van mijn hotel, komt er een vrouw in Balinese kleding. Ze knielt neer, en zorgvuldig legt ze een paar kleine van bladeren gevouwen bakjes gevuld met een beetje rijst, een paar geurende bloemblaadjes, en een staafje wierook op de stoep bij deingang. Dan komt ze weer overeind, en sprenkelt naar alle kanten een beetje water. Daarna loopt ze weer verder naar een volgende plaats waar ze een dergelijke kleine ceremonie gaat uitvoeren. Ze heeft nog heel wat bakjes bij zich. Hetzelfde gebeurt bij winkels, op de hoeken van de straten, bij beelden, op het strand… Daar zit iets in waar we nog wat van kunnen leren:de religie beheerst echt alle facetten van het dagelijks leven.

En nu zit ik een paar weken in Australië. Vanuit enkele gemeenten van onze zusterkerken hier in de omgeving van Perth wordt al jaren zendingswerk gedaan in Indonesië, met name op Sumba. Nu zijn er serieuze plannen om ook actief te worden op het gebied van vertalen en uitgeven van Gereformeerde theologische boeken in het Indonesisch. Een erg hoopgevende ontwikkeling voor LITINDO! Over een jaar of vijf gaan wij DV alle drie met emeritaat (Gerrit Riemer, Henk Venema, en ikzelf). Voor wat Nederland betreft lijkt dat het einde te gaan worden van dit werk: opvolgers zijn niet te vinden, en de financiële basis wordt door het gestaag leeglopen van de classis Groningen ook te smal. Wat zou het fantastisch zijn, voor ons, maar natuurlijk vooral voor de kerken in Indonesië, als Australië dan de fakkel zou kunnen overnemen!

Op uitnodiging van één van de gemeenten van de FRCA ben ik hier vanuit Bali naar toe gereisd. De afgelopen week had ik een aantal ontmoetingen met verschillende personen en zendingsinstanties. Op een gecombineerde gemeentevergadering van de drie betrokken gemeenten heb ik over ons werk mogen vertellen: hoe saai het vertaalwerk vaak is, maar hoe exciting het wordt als je ziet wat die boeken onder de zegen van de Geest nu al mogen betekenen voor zoveel kerken in Indonesië! Datzelfde heb ik ook aan de leerlingen van de John Calvin school proberen over te brengen (de ‘middleschool’, vergelijkbaar met Greijdanus, Gomarus, en Guido de Brès in Nederland).
Afgelopen zondag heb ik hier gepreekt, en ook volgende week zondag hoop ik een tweetal gemeenten voor te gaan. Op een ministerial (bij ons noemen we dat een coetus) heb ik de meeste collega-predikanten mogen ontmoeten. Dit weekend ben ik bij familie (van Dineke) in Albany, 400 km zuidelijker. Komende week worden de besprekingen over het ‘vertaalwerk’ voortgezet. En aan het eind van de week is er nog een twee-daagse zendingsconferentie, waar ik een bijdrage aan mag leveren.

Geen vakantie dus, al valt er tussendoor veel te genieten. Een wandeling door het centrum van Perth. Echt oude gebouwen heb je hier niet, maar toch staat er dan tussen allemaal moderne winkels en flatgebouwen opeens een typisch Engelse anglicaans kerkje in semi-middeleeuwse bouwstijl, eind 19e eeuw gebouwd door de immigranten. Een illustratie van het meenemen van en vasthouden aan de rijke erfenis van het geloof. Helaas wordt er lang niet altijd nog echt kerk gehouden, en is die erfenis ondanks het vasthouden aan die symbolen veelal sterk verwaterd.
Vormen en tradities kunnen waardevol zijn, maar kunnen niet zomaar overgeplaatst worden. In Nederland was het afgelopen woensdag dankdag. Hier in Australië niet: de seizoenen zijn hier zo verschillend, dat ze bid- en dankdag in één hebben. Zo zijn er in het kerkelijk leven overal gebruiken die historisch zo gegroeid zijn, en verschillen die veroorzaakt worden door verschil in de context waar men mee te maken heeft.

Gisteren zijn we naar een paar indrukwekkende rotsformaties en enkele van de vele stranden hier aan de zuidkust geweest. Wat is Gods schepping groots! Het is hier voorjaar, de bloemen bloeien, en het wordt langzamerhand warmer. Nog een week of acht en dan is het ook hier kerst, midden in het zomerseizoen: ’s morgens naar kerk, ’s middags naar het strand… Hetzelfde feest, in een totaal verschillende context gevierd, maar met dezelfde rijke inhoud: het evangelie van Solo Christo: God die ons zijn Zoon gaf, voor onze redding en ons behoud, alleen door Hem!

A Dieu!
Jaap

dinsdag 23 oktober 2012

Ambon

Ik krijg een formulier in de handen geduwd. Of ik mijn biodata maar even wil invullen; voor de administratie. Natuurlijk. Naam, geboortedatum, en meer van die gegevens. Maar wat moet ik invullen bij: laatst (dus hoogst) genoten opleiding? Titels zijn hier in dit land enorm belangrijk, zó belangrijk dat je ze zelfs kunt kopen (al is dat uiteraard illegaal). Maar ik ben maar een gewone dominee, niet eens drs, laat staan dr, alleen maar kandidaat. En wat zet ik bij specialisatie? Die hadden wij in onze tijd in Kampen nog niet, de opleiding ging toen niet verder dan kandidaats, al duurde dat langer en had dat méér inhoud dan het tegenwoordige kandidaats dat zeker een jaar korter duurt. Dus vul ik maar eenvoudig in: Gereformeerde Theologie. En zo wordt het vervolgens ook afgekondigd bij de introductie.

 

De Maranatha-kerk, vlak bij de campus van de Christelijke Universiteit van Ambon, zit vol studenten, en een aantal docenten. Van buiten klinkt onophoudelijk het geraas van het drukke verkeer op dit kruispunt waar de kerk staat. Binnen probeer ik me verstaanbaar te maken. Ik mag hier vanmorgen mijn boek over belijden en belijdenissen presenteren. Een uur lang ben ik aan het woord over Belijden in Context. Eerst schets ik hoe in de huidige smeltkroes van allerhande meningen en overtuigingen die o.a. via google en social media over ons wordt uitgestort, het besef van één objectieve waarheid steeds meer onder druk komt te staan. Autoriteit van een gezaghebbend Woord dat de Waarheid is wordt niet meer vanzelfsprekend geaccepteerd. De veelheid van geloven heeft bij velen een houding van pluralisme doen ontstaan, waarbij de belijdenis van Christus als de enige weg naar het leven is losgelaten.

Vervolgens laat ik zien hoe in de tijd van de Reformatie de kerken de waarheid van de Schrift alléén terugvonden, en deze belijdenis van het Sola Scriptura verankerden in een hele serie nieuwe belijdenisgeschrifen, die wel gezag kregen in de protestantse kerken, maar dan afgeleid gezag: uitdrukkelijk onder de Schrift zelf, de bron en de grens van elk belijden.

Tenslotte behandel ik een drietal hedendaagse voorbeelden van belijden. Eerst de belijdenisliederen in Rwanda, ontstaan in de tijd van het bloedige conflict tussen Hutu’s en Tutsi’s (1990-1994), Vervolgens het streven van NGK-zendelingen in Zuid Afrika naar een eigen theologische opleiding voor de Zulu’s, die (naar zij hoopten) zou leiden tot een eigen Zulu-belijdenis, waarin de waarheid van het Evangelie beleden zou worden in de eigen context van bv polygamie en de verering van de voorouders, en waarmee vormen van syncretisme zouden kunnen worden voorkomen. Mee vanwege de politieke omwenteling die het einde van de Apartheid betekende, is die belijdenis er nooit gekomen: gezamenlijkheid werd toen het motto, en elk streven naar iets aparts voor een zwarte stam zou bij voorbaat verdacht zijn. Het derde voorbeeld waar ik aandacht voor vraag is de situatie in Noord Ierland in met name de tweede helft van de vorige eeuw: het geweld tussen katholieken en protestanten, waarvan de wortels te zoeken zijn in de transmigratie in de 17e eeuw van protestantse Schotten naar dit toen Katholieke eiland. De Protestantse kerk heeft in die situatie begin jaren ‘90 een verklaring uitgegeven, die een belijdend spreken wilde zijn in de concrete context van dat moment: de roeping van de kerk om vrede te brengen.

Aan de hand van deze voorbeelden probeer ik duidelijk te maken, dat ook wij geroepen zijn ons geloof te belijden in de concrete context waar we in leven. In de huidige tijd is het meer dan nodig om de autoriteit van de Schrift opnieuw te handhaven tegenover de hedendaagse ontwikkelingen die daar een vraagteken achter zetten.

 

Hier op Ambon zijn vergelijkbare ontwikkelingen aan te wijzen. Het is nog maar toen jaar geleden dat de campus van de universiteit  in vlammen opging, in de bloedige conflicten tussen christenen en moslims. Eén van de grote stadskerken, die precies op de grens staat van het stadsdeel waar de moslims wonen, is al drie keer afgebrand. En vorig jaar scheelde het niet veel of de campus was opnieuw door woedende moslims in brand gestoken. Als ik door de stad rijd, wijst de chauffeur me waar de grenzen liggen tussen de beide bevolkingsgroepen, en de kruispunten waar moslims en christenen in mum van tijd grote menigten op de been hebben als er ergens iets gebeurt. En het zijn niet alleen moslimextremisten, verzekert hij me: ook onder de christenen zijn fanatieke lui die wraak willen… Transmigratie van moslims naar Ambon werkt ook niet positief.

 

Nog op een andere manier blijkt de actualiteit van mijn voordracht. De volgende dagen behandel ik met een 40-tal hogere-jaars studenten een aantal artikelen uit het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Meteen al blijkt dat niemand ooit van die belijdenis heeft gehoord. Dat is een tegenvaller, want ze zullen toch eerst moeten weten wat de achtergrond van dat geschrift is, voor we er inhoudelijk mee aan de gang kunnen gaan. Dus ga ik eerst dat hele verhaal maar vertellen, te beginnen met Pelagius – hebben ze ook  nog nooit van gehoord, zeggen ze. Pas bij Augustinus komt er een beetje herkenning.

Goed, het wordt dus een hoorcollege. Daarna pas kom ik toe aan wat ik eigenlijk wil gaan doen. Ik geef elk individueel de opdracht een artikel tegen de Indonesische achtergrond te houden. Wat zijn de raakvlakken met de opvattingen van de islam en de andere godsdiensten?

 

De volgende dag rapporteren ze hun bevindingen. Dat is met de eerste student die het woord krijgt meteen al raak: hij legt eerst uit wat volgens hem verkiezing betekent, en wat de betekenis is van Christus’ werk, en blijkt het dan vervolgens totaal oneens te zijn met wat in de DL beleden wordt! Hij is van mening dat iedereen uiteindelijk behouden zal worden, en gelooft dus niet dat er mensen verloren zullen gaan. Dat alles probeert hij aan te tonen door een zelf verzonnen voorbeeld, waarbij het gaat over iemand die voor een dilemma komt te staan van recht en liefde. Het recht heeft zijn loop genomen in Christus, en nu overwint de liefde en wordt er verder niemand meer veroordeeld.

Ik vraag hem wat hij dan vindt van Joh. 3:16 Daar komt hij niet helemaal uit. Hij heeft zelf trouwens niet één Bijbeltekst genoemd. Ik noem Openbaring, het laatste oordeel. Ook daar heeft hij geen antwoord op. Wat heeft zending dan nog te betekenen, en waarom zouden jullie eigenlijk nog theologie studeren, vraag ik verder, als het immers toch allemaal niet meer uitmaakt en het uiteindelijk met iedereen wel goed komt, ongeacht of hij of zij Christen wordt. Nee, maar bij zending gaat het om hulpverlening, niet om bekering, reageert hij, bijgevallen door nog enkele anderen; kijk maar wat er staat in Lukas 4:19, “om aan gevangenen loslating te verkondigen, aan blinden het gezicht, verbrokenen heen te zenden in vrijheid”: dàt is de taak van de kerk in de wereld, volgens hen. Maar zo ruk je die woorden helemaal uit de context, reageer ik: daar in Lukas gaat het over wat Jezus kwam doen. Zending vloeit voort uit de opdracht van Jezus aan zijn discipelen, aan het slot van Mat. 28. Dat lijkt nieuw voor ze te zijn, want de Bijbeltjes gaan open, dat moeten ze eerst eens opzoeken wat daar staat.

We bespreken nog een aantal andere artikelen. Er komt maar weinig uit van wat ik gehoopt had, en toch is het een ontnuchterende eyeopener voor de theologische context van deze belijdenis in Indonesië. Hier blijft niets heel van de grondslag van de Reformatie, sola fide, sola gratia, sola Scriptura.

We krijgen het nog wel even over de Islamitische opvatting over het noodlot, en ook over het verschillende godsbegrip. Ook hier merk ik een heel makkelijk gelijkschakelen tussen Islam en Christendom, alsof het toch feitelijk over dezelfde God gaat. Ze weten trouwens weinig van de leer van de Islam. Ze krijgen naar hun zeggen alleen geschiedenis van de Islam gedoceerd, niet wat er in de Koran staat. Ergens ook wel te begrijpen: als je ze toch niet wilt confronteren met het Evangelie is het genoeg als je elkaars achtergrond een beetje begrijpt.

 

Van één van de docenten hoor ik dat ze bezig zijn een eigen belijdenis op te stellen. Ik ben verrast! Het maakt me nieuwsgierig: wat zou de reden zijn dat ze dit willen gaan doen? De Molukse Kerk is de regionale voortzetting van de oude Indische Kerk uit de Nederlandse tijd; dus zeg maar de hervormde kerk. Het ontwerp moet besproken gaan worden op de synode van 2015. Daarna zal het in de gemeenten worden geïntroduceerd. Ook docenten van de theologische opleiding worden bij dit project ingeschakeld. Laten we hopen en bidden dat die nieuwe belijdenis zal oproepen tot terugkeer naar de autoriteit van de waarheid van het ene Woord van God!

 

A Dieu!

Jaap

 

Sumba

Brief-10, Denpasar (Bali), 14 october 2012

 

Opeens staan ze daar te zingen, in een hoek van de wachtruimte van het vliegveld van Waingapu. En klinkt daar blij en vrolijk: Dalam nama Yesus…, eerst in het Indonesisch, en daarna in het Koreaans. Een groep van ruim 30 jongeren uit Korea is op bezoek zijn geweest bij kerken op Sumba en houdt een korte dienst voor ze in het vliegtuig stappen. Ze zijn allemaal werkzaam in cultuur, media en entertainment, en dat is te merken: dit is kwaliteit. Maar het is bovenal een hartverwarmend getuigenis!

 

Het is een mooie afsluiting van een 2e week op Sumba. Het begin van mijn LITINDO-activiteiten op deze reis: drie dagen lesgeven aan de studenten van de theologische opleiding van onze zusterkerken in dit land.

De eerste dag verloopt niet denderend. Ik introduceer mijn boek over belijdenissen, maar tot mijn teleurstelling komen er niet veel reacties, en ik heb niet het gevoel dat ik hen echt bereik. Zelfs als ik wat prikkelend een waarneming van één van de (NGK-)zendelingen in de 80-er jaren over de zwarte kerken in Zuid Afrika (dun laagje christelijk vernis met daaronder nog altijd het oude heidense gedachtegoed, dat dus in feite de aanval van het Evangelie doorstaan heeft) vragenderwijs vergelijk met de situatie van de kerken hier op Sumba, komt er nauwelijks respons. Terwijl ik die vergelijking toch wel kan onderbouwen vanuit mijn ervaringen de afgelopen week. Niet alleen de man die namens de familie afgelopen zaterdag de begrafenisplechtigheden opende met een toespraak, waarin hij eerst de kerken dankte voor wat ze hadden gebracht (wat hij daarmee concreet bedoelde bleef onduidelijk, althans voor mij), en vervolgens haast in één adem door triomfantelijk constateerde dat al die jaren christelijke verkondiging (bij Melolo in de directe omgeving van Pau al begonnen rond 1884!) de Sumbanese adat (zoals op die begrafenis) niet hadden weten uit te roeien! Met andere woorden: de oude Merapu-godsdienst heeft de aanval van het Evangelie overleefd! Ik probeer de studenten uit hun tent te lokken met wat (weliswaar wat gechargeerde) kanttekeningen bij de preken die ik afgelopen zondag heb gehoord: het uitstorten van de leer over de verzamelde kerkgangers, vrijwel zonder dat ook handen en voeten geven in het dagelijks leven. Dan wordt de kerkdienst een rituele dans van prediker en toehoorders, zonder dat er inhoudelijk echt iets gebeurt. Dan verwordt het christen-zijn in feite tot een set moralistische regels, waar je je aan moet houden (kerkgang, vvb, 10 geboden), maar wordt er niet echt iets zichtbaar van het nieuwe leven: een transparant leven waardoor in het dagelijkse doen en laten en spreken van de gelovigen Jezus in je leven zichtbaar wordt!

Ze luisterden, maar geen reactie. Alsof ze niet begrijpen waar ik het over heb. Frustrerend.

 

De tweede dag gaat het gelukkig een stuk beter. We hebben het dan over het 1e hoofdstuk van de Dordtse Leerregels, naar aanleiding van het commentaar daarop van rev. Van Delden (van onze zusterkerken in Australië dat ik voor LITINDO bezig ben te vertalen). De vorige avond heb ik iedere student de opdracht gegeven een de paragraaf over één artikel van dat hoofdstuk te lezen, en vervolgens iets op papier te zetten over wat dat betekent tegen de achtergrond van de Sumbanese adat (of die van Papua, voor de drie studenten die daar vandaan komen). Het wordt een soort workshop, waarbij iedere student eerst presenteert wat hij heeft bedacht, en we daar vervolgens over in discussie gaan. Dat loopt als een trein, en er komen heel wat culturele gegevens op tafel die raakvlakken hebben met onderwerpen die in die artikelen worden behandeld. Impliciet krijgt nu ook mijn vraag van de vorige dag een antwoord, als ze vertellen hoe nog veel oude gebruiken gewoon doorleven ook bij christenen. En telkens weer wordt genoemd hoe veel mensen naar kerk gaan met dezelfde houding als ze vroeger de riten van de adat volbrachten: als je maar trouw alles doet wat er van je verlangt wordt, dan komt het wel goed, en of je hart daar ook bij zit komt niet binnen het gezichtsveld, omdat dat ook bij de oude stamreligie helemaal niet belangrijk was.

We krijgen het over de traditionele bruidsprijs, en over het al of niet mogen meedoen aan heidense feesten waar heel de familie bij betrokken is. Ik ben blij dat ik kan verwijzen naar het boek van Henk Venema, dat juist daarover gaat (met als invalshoek het sagowormenfeest op Papua). En over de belis (bruidsprijs) kunnen ze binnen niet al te lange tijd lezen in de vertaling van de dissertatie van Jan Boersema!

 

’s Avonds komt ook ds. Pila er bij zitten, en doet actief mee in de discussie. Naar aanleiding van de discussie over wat bekering eigenlijk is, krijgen we het over polygamie: hoe bewijst iemand die zich daaraan heeft schuldig gemaakt, zijn bekering? Moet hij dan eerst die 2e vrouw wegsturen? Over zo’n onderwerp kun je makkelijk een avond vol praten! Ik probeer uit te leggen dat je moeilijk algemene regels kunt stellen, maar dat je (net als bij echtscheiding) elk geval apart op zichzelf moet behoordelen.

Ik geef door wat ik pas nog in een boek las, over een man met drie vrouwen, in Afrika. De man was buien de kerk gesloten, evenals zijn 2e en 3e vrouw, alleen de 1e vrouw niet, die mocht gewoon aan het Avondmaal komen. Maar die eerste vrouw had er nu juist bij hem op aangedrongen een 2e vrouw te nemen, zodat zij meer tijd aan de kinderen kon geven! En toen had hij dat uiteindelijk maar gedaan. En die 3e vrouw had hij geërfd van zijn overleden broer (cf. leviraatshuwelijk in het OT). De man beschouwde zichzelf als een goed christen: “Christus verbood echtscheiding, maar niet polygamie; de kerk vraagt echtscheiding, en verbiedt polygamie…”

Ook vertel ik hoe we op Papua met die dingen hebben geworsteld, en van het besluit dat de kerken daar op een gegeven moment namen dat iemand die een 2e vrouw nam de eerstvolgende 10 jaar niet weer opnieuw lid van de gemeente kon worden. En van die man in Uni, die vanwege dat besluit jarenlang trouw naar kerk kwam, omdat hij echt berouw zei te hebben van wat hij had gedaan, trouw vvb betaalde (wat verreweg de meeste christenen niet deden!), en toen uiteindelijk wel weer christen is geworden. Een 2e vrouw weer wegsturen was in elk geval op Papua volstrekt onmogelijk: waar zou die vrouw naar toe moeten? Niemand zou haar opnemen, of verzorgen!

Het is wel duidelijk dat we bij lange na niet klaar komen met de bespreking van al het materiaal; aan het eind van de avond zijn we nog maar bij artikel 3… Toch liever zo dan dat ik alles wel had kunnen afronden, maar zonder een echte discussie met de studenten! Maar dan vraagt ds. Pila of ik de volgende dag niet wil verder gaan, omdat dit toch wel belangrijk is. Daar ben ik uiteraard erg blij. Zo sta ik de volgende morgen opnieuw voor de studenten. De hele morgen zijn we druk bezig, maar om 12 uur zijn we er nog niet helemaal doorheen. Maar we laten het er bij, bij de laatste artikelen verwacht ik eigenlijk geen nieuwe input meer. Ik heb in elk geval heel wat materiaal verzameld waarmee ik het commentaar van VanDelden hopelijk een contextuele aanvulling kan meegeven.

 

Aansluitend is er een weeksluiting, in aanwezigheid van docenten en geleid door een student. Na afloop neemt ds. Pila nog even het woord, en bedankt mij hartelijk voor het bezoek en de lessen, vraagt de hartelijke groeten over te brengen aan Gerrit en Henk en de rest van LITINDO. Hij laat het hier zo bekende afscheidslied zingen (sampai bertemu – tot we elkaar weer ontmoeten). Veelzeggend: LITINDO is hier welkom, wordt gewaardeerd, en men ziet uit naar de volgende bezoeken!

 

A Dieu!

Jaap

 

Filmpje over het zangoptreden van de Koreanen:

http://www.youtube.com/watch?v=g01xqL2WjzA&feature=youtube_gdata_player

 

zaterdag 31 maart 2012

Wezep, 31 maart 2012.

Ik sta in de grote boekenzaak van de christelijke uitgeverij BPK. Voor in de winkel ligt een grote stapel van mijn boek over belijdenisgeschriften,”Terpanggil untuk mengakui iman” (“Geroepen om je geloof te belijden”). Bij de kassa staat juist iemand af te rekenen; één van de boeken waarmee hij even later de zaak uitloopt, is dat van mij. Ik ken de man niet, heb geen idee wat hem beweegt mijn boek te kopen, wat hij er mee gaat doen, en al helemaal niet wat het boek met hem gaat doen. Het zaadje verdwijnt om zo te zeggen in de akker…

“Het is eigenlijk precies zo als vroeger. Alleen brachten u en de andere zendelingen het Evangelie toen mondeling, en nu staat het op schrift!” Sem Rumi, zoon van de al lang geleden overleden ds. Rumi, en in de geest van zijn vader een dienende figuur in de kerkeraad van de gemeente te Waena, heeft daarmee de kern geraakt. Zó is LITINDO 20 jaar geleden van start gegaan, op verzoek van de GGRI, die zei: als jullie dan geen nieuwe zendelingen meer kunnen sturen, stuur dan boeken! LITINDO, gewoon een andere vorm van verkondiging van het Evangelie van Christus. Wij zaaien, planten, begieten, maar God doet het zaad ontkiemen en groeien.

Deze laatste week gaat het steeds over boeken. In Sentani heb ik maandag een afsluitende ontmoeting met de BPS, het uitvoerend en vertegenwoordigend orgaan van de Gereformeerde Kerken op Papua (GGRI-P). Ik vertel over mijn ervaringen in het binnenland. Over de situatie van de GGRI-studenten in Wamena: goed dat ze daar zijn, voor henzelf, en voor de relatie met de GJPI, maar ze hebben meer begeleiding nodig. En ze zouden ook wel wat meer vergoeding mogen ontvangen: in Wamena is het leven zeker twee keer zo duur als in Sentani!
Ik vertel over mijn ervaringen in de Kombai en in Boma. Over de hartverwarmende ontmoeting met docenten en studenten van de Praktische Bijbelschool (SAP). Over wat we daar besproken hebben over de distributie van LITINDO-boeken naar het binnenland. Over de suggestie om daarvoor de BPS en het kantoor in Waena in te schakelen.
Zelf beginnen ze over hun verlangen naar een boek dat de geschiedenis van de GGRI op Papua vertelt. In het boekje van ds. Gerrit Riemer over de GGRI komt die geschiedenis wel aan de orde, maar uiteraard erg beknopt. Te beknopt, vinden ze: “Er is zoveel gebeurd, maar straks kennen onze kinderen het alleen nog van onze verhalen…!” Ze hebben gehoord over de promotie van Gerrit de Graaf: is dat boek misschien iets? Ik leg uit dat die dissertatie niet de geschiedenis van de kerken beschrijft, maar van de zending op Papua, en dat is wat anders! Een geschiedenis van de GGRI zou veel breder moeten worden opgezet, meer mondelinge en geschreven bronnen moeten gebruiken, in Nederland, en op Papua; maar zou vooral ook (mee) geschreven moeten worden door iemand van de kerken op Papua, van binnenuit! Ik ben het met hen eens dat dit best wel belangrijk is voor de kerken hier. In het verleden ligt het heden…: de wortels van veel wat er nu speelt liggen in ontwikkelingen in de jaren ’80 en ’90. Als dat verleden niet gedocumenteerd wordt vastgelegd, is het onvermijdelijk dat het verleden op den duur vervaagt, en dat er karikaturen ontstaan. Dan krijgen ook opzettelijk vervalste beelden van het verleden een kans. Lang kan dit ook niet wachten, omdat de bronnen op Papua voor een belangrijk deel mondeling zijn: het geheugen van mensen die alles hebben gezien en meegemaakt. Mensen die er nu nog zijn, maar die zo langzamerhand wel op leeftijd beginnen te komen…

In Jakarta ga ik weer op bezoek bij onze uitgevers. Bij Bina Kasih bestel ik de boeken voor de SAP in Boma. De directeur, pdt Yoel, heeft de manuscripten die ik hem begin februari gegeven heb, bekeken. Over beide voorstellen is hij positief. De dissertatie van ds. Jan Boersema (over huwelijksbetalingen op Sumba) ligt in de lijn van Hidup Baru (“Nieuw Leven”, het boek van ds. Henk Venema over het sagowormenfeest op Papua), en zou als een soort tweede deel in die ‘serie’ passen. En het boekje van ds. Visser over Hooglied (Ik hou zo van jou!) is ook erg welkom: er is in Indonesië nog vrijwel niets over dit Bijbelboekje gepubliceerd.

Bij BPK haal ik een stapel van mijn boek, om mee te nemen naar Nederland. Voor de leden van de Redactieraad van LITINDO, maar ook voor een aantal anderen: geïnteresseerden, en mensen die op onderdelen hebben meegelezen, en die ik een exemplaar heb beloofd. Het zijn dikke, zware boeken. Die passen niet meer in mijn koffer. Dus koop ik op de pasar senin een goedkoop licht koffertje, dat ik er helemaal mee volstop. (Bij de douane op Schiphol had ik gisteren wel enige moeite om uit te leggen dat dit echt geen handelswaar is om te gaan verkopen in Nederland…)

Op de morgen van mijn vertrek naar Nederland geef ik nog een drie uur durende introductie van mijn boek voor de studenten van de MDiv, de master-opleiding voor docenten van (dependances van) SETIA, waar ook ds. Dick Mak aan lesgeeft. Overeenkomstig de indeling van het boek (belijdenissen ten overstaan van God, van de kerk, en van de wereld), geef ik van elk van de drie onderdelen een voorbeeld. Eerst vertel ik over de belijdenis zoals die heel concreet klinkt in geestelijke liederen, gemaakt door eenvoudige kerkleden in Rwanda midden in de wanhopige situatie tijdens de slachtpartijen onder Hutu’s en Tutsi’s. Ontroerende liederen die de overwinning van Christus op het kwaad bezingen, en uitzien naar de komst van een nieuwe hemel en een nieuwe aarde “waar het recht zal stromen als een rivier”. Liederen die duidelijk een andere richting wijzen dan de leiders van deze kerken, die een ‘theologie van reconstructie’ propageerden naar voorbeeld van de (weder)opbouw van Kanaan na de intocht en na de terugkeer uit de ballingschap.
In het tweede voorbeeld vertel ik ze over een belijdenis die er niet kwam, (onder meer) door de ontwikkelingen in de politiek: een inheemse belijdenis van de Zulu’s, waar gereformeerde zendelingen in KwaZulu Natal op hoopten, en waarin de jonge gemeenten in die stam concreet hun geloof hadden moeten formuleren met betrekking tot bijvoorbeeld de rol van de voorouders in het actuele leven. Toen er een eind kwam aan de Apartheidspolitiek, kwam ook op kerkelijk terrein alle accent te liggen op samenvoeging en éénwording, en kwam een eigen Zulu-belijdenis niet meer aan de orde. Zo’n belijdenis had een krachtig wapen kunnen zijn om syncretisme tegen te gaan (de vermenging van christelijk en heidens gedachtegoed). Ook in Papua New Guinea hebben kerken in belijdende verklaringen officieel stelling genomen tegen vormen van syncretisme, zoals die in allerlei messianistische bewegingen ook op Papua bekend zijn, waarbij Jezus wordt geïdentificeerd met een plaatselijke mythische voorouder die als ‘messias’ de eigen stam komt verlossen. Dan wordt het universele Evangelie ingekapseld in het particuliere belang van de stam, en is er ook geen sprake meer van een Bijbels zondebesef.
Het laatste voorbeeld dat ik die morgen behandel is een belijdenisverklaring, die de Presbyteriaanse kerk in Ierland (PCI) in 1994 publiceerde naar aanleiding van de voortdurende guerrilla tussen Katholieken en Protestanten in Noord-Ierland. De achtergrond van die burgeroorlog is voor mensen in Indonesië erg herkenbaar: na de overwinning van Engeland op Ierland in 1690 (met behulp van onze stadhouder Willem III) kwam een uitgebreide verhuizing op gang van protestanten uit Schotland naar het in meerderheid katholieke eiland – een vergelijkbare ontwikkeling als de huidige transmigratie van honderdduizenden Islamieten naar het in meerderheid protestantse Papua. In de verklaring van de PCI worden (na een eerdere meer principiële stellingname op grond van de Schrift) vooral praktische aanwijzingen gegeven om vrede te brengen op plaatselijk niveau: het Evangelie breekt de vicieuze cirkel van geweld en haat en onrecht.
Na afloop van de presentatie kan ik nog niet meteen weg: eerst willen de studenten nog dat ik hun exemplaar van mijn boek signeer…

En dan wordt het tijd afscheid te nemen. Afscheid van een land dat me ondanks zoveel ellende lief is. Afscheid van een stad, die deze dagen gebukt gaat onder demonstraties en harde confrontaties tussen studenten en leger, naar aanleiding van de voorgenomen verhoging van de benzineprijs met bijna 100%. Bij benzinestations staan tientallen militairen, om ongeregeldheden te voorkomen. De luchthaven is volgens berichten op de televisie hermetisch afgegrendeld door het leger. Een deel van de tolweg (de gebruikelijke route naar het vliegveld) is gesloten. Ik moet een heel eind omrijden, maar merk uiteindelijk van dat alles vrij weinig.

Als we van Jakarta opstijgen en koers zetten naar Kuala Lumpur, en vervolgens naar Amsterdam nog zo’n 12½ uur vliegen verder, denk ik terug aan al die ervaringen en ontmoetingen van de afgelopen weken. Aan de synode, al weer zo lang geleden. Aan de studenten in Wamena, en aan mantri Ham Lokon, in dat dorpje daar hoog boven de Baliem. Aan de verstrooide kuddes zonder herder in Ndema, Fifiro, en zoveel andere plaatsen. Aan de evangelisten, die ondanks dat ze er zoveel moeite ondervinden telkens toch maar weer trouw naar hun post gaan.

Ik denk terug aan Wanggemalo, en aan al die mensen in de ban van de Mammon. En zou de kerkbouw nu eindelijk toch eens van de grond komen? Ik denk aan Emira, die ik niet meer aan de telefoon heb kunnen krijgen, evenmin als haar ouders, bapak Epius en ibu Kori, onze trouwe huishulp – hoe zou het met hen zijn?

Ik denk aan Karin, die in een eerdere periode bij ons werkte. Aan de foto’s die ze me in Boma vol trots laat zien: Yakob Pieter in het uniform van de politie. Aan haar bejaarde vader, bapak Gnemon, die me op de morgen van mijn vertrek uit Boma nog even komt groeten, krom gebogen en leunend op zijn stok; hij was als jonge kerel één van de mensen die met ds. Koos van der Velden aan het begin stonden van dit dorp.

Ik denk aan de kerken op Papua. Je hoort op zo’n reis zoveel. Mooie dingen, verdrietige dingen. Je ontmoet mensen die zich met al hun fouten en gebreken toch naar vermogen inzetten voor de zorg voor de kudde en de opbouw van de kerk. Maar je hoort ook van mensen die zich meer lijken te gedragen als kleine gereformeerde pausjes in hun eigen koninkrijk. Wat zie je toch vaak dat de zucht naar macht en rijkdom de bereidheid om te dienen verdringt en verstikt. Niet alleen op Papua trouwens.

Morgen vieren we hier in Wezep het Heilig Avondmaal. En volgende week herdenken we het offer van Gods Zoon op Goede Vrijdag, en zijn overwinning op de dood op de dag van de Opstanding, Pasen. Avondmaal wordt in veel gemeenten van de GGRI maar zelden meer gevierd. Niet uit onwil, maar veelal door gebrek aan predikanten. Maar heeft het misschien toch ook niet iets te maken met dat gebrek aan bereidheid om te dienen, en om te lijden voor Christus? Ik merkte in de preken die ik deze weken op Papua hoorde niet één keer het besef dat we in de lijdensweken zaten…

Zoveel om aan te denken, zoveel om je zorgen over te maken, zoveel om aan te twijfelen, zoveel om aan te wanhopen. Zoveel om voor te bidden. Zoveel om voor te danken. Zoveel om God te prijzen!
Zoveel om ook rustig weer los te laten. Want het Lam heeft de overwinning behaald, en in Zijn hand heeft hij het boek van het leven! Dood noch leven, engelen noch machten noch krachten, ontrouwe dienstknechten noch de verleiding van de Mammon, vallende zinkplaten noch inzakkende kerken, geen duistere macht van oude adat, geen alles overspoelende en verdrinkende banjir van moderne ontwikkelingen, geen oerwoud vol geesten en demonen, of wat dan ook, zal Gods kinderen op Papua kunnen scheiden van de liefde van God, die Hij hen en ons gegeven heeft in Christus Jezus, onze Heer!

Gezegend Paasfeest!

A Dieu,
Jaap

zondag 25 maart 2012

Sentani, 25 maart 2012

In het donker vertellen de evangelisten over hun moeiten. Het gaat over eten, over geld, over vervoer. Ze hebben het vaak zwaar! Gemeenten laten het afweten, en op evangelisatieposten is de bevolking vaak zo druk voor zichzelf bezig. En vroeger kwam er altijd een plane om ze op te halen of weg te brengen, maar dat is tegenwoordig ook lang niet altijd meer het geval. Een paar evangelisten worden morgen naar Binamzain gevlogen, maar ze hebben nog geen idee hoe ze vervolgens daar vandaan in hun dorp moeten komen, ver stroomopwaarts aan de Kolf-rivier. “En de pendeta’s zeggen altijd alleen maar dat we vol moeten houden…”

Na de hevige regenstorm die eind van de middag over Boma raasde, laat de elektriciteit het deze avond afweten, en ik ben naar het verblijf van de evangelisten gelopen. Daar komen we in gesprek. Niet dat ze hulp van mij verwachten, ze weten dat ik daar niet over ga. Maar kennelijk hebben ze er behoefte aan hun hart uit te storten, nu de pendeta’s van de cursus er even niet bij zijn. Ik hoor ze aan, en net als vroeger voel ik me machteloos. Wat ze vertellen is zo herkenbaar! Het beeld van het verleden is alleen te rooskleurig, en ik bedenk dat wij vroeger ook wel zo op de evangelisten van toen hebben ingepraat. Maar wat konden wij, en wat kunnen de pendeta’s vandaag anders? Ja, natuurlijk: bidden! En dat vragen ze ook, en dat gebed kan en zal ze dragen, als ze morgen weer op pad gaan! Zie, Ik ben met jullie…
Twee dagen lang vliegt het watervliegtuig af en aan. Drie keer naar Tiau, naar Haku, naar Tanah Merah, naar Binamzain, naar… Ik neem afscheid, en zwaai ze uit. Tuhan memberkati! – Ga met God!

De tweede dag ben ik zelf ook aan de beurt: vanaf de pas geasfalteerde vliegstrip van de Bandar Udara Bomakia vlieg ik terug naar Wamena.
Onderweg zie ik in de verte Binamzain liggen. En hoog aan de bovenloop van de Kolf één van de dorpjes waar ze het over hadden. Wat een enorm geïsoleerd einde van deze aarde…

We maken nog een turbulente tussenlanding in Pasema, in de smalle kloof van de Baliem, om een patiënt op te halen. De sterke wind tussen de bergen trekt het vliegtuig alle kanten op, maar we komen veilig neer op de steile landingsbaan. Je moet hier wel veel vertrouwen hebben. In de piloot van de MAF. En in God!

Die nacht schudt de aarde. Ik wordt er even wakker van, maar ben te moe om op te staan, en de aarde wiegt me weer in slaap. De volgende morgen hoor ik: 6.2 op de schaal van Richter. Mensen zijn in paniek uit hun huizen gevlucht, en de woning van IJsselstein heeft scheurtjes opgelopen onder de vensterbanken. Dit was hier de 5e aardbeving in enkele weken tijd…

En dan zit ik weer in mijn gerieflijke onderkomen in Wamena: gas, licht, stromend warm en koud water, koelkast, supermarkt aan de overkant, fiets in de schuur… Wat zijn die evangelisten opeens ver weg!

Het worden nog een paar drukke dagen Wamena. Op SETIA (de bekende opleiding in Jakarta die hier ook een dependance heeft) geef ik een uitgebreide presentatie van LITINDO. Ik heb ca. 50 studenten en docenten onder mijn gehoor, en nog een stuk of 20 die op de gang zitten mee te luisteren. Ze hadden me graag nog een paar lessen dogmatiek willen laten gegeven, maar ik heb voor de volgende dagen mijn afspraken met de Theologische opleiding van de GerGem. Dat valt gedeeltelijk in het water, omdat ze ‘vergeten’ zijn om de studenten te vertellen dat ik die donderdagmiddag zou komen. Maar de tweede middag ontstaat er een levendig gesprek naar aanleiding van wat ik vertel over het verschil tussen de Gereformeerde en de Remonstrantse opvatting over de uitverkiezing. Hoe is de verhouding tussen de verkiezing en het laatste oordeel? En hoe zit het met het oordeel dat God in deze tijd voltrekt aan ongelovigen, zoals bij de zondvloed, of bij de volken van Kanaän? Ze gaan ook onderling in discussie: degenen die het denken te snappen proberen op hun beurt het verschil uit te leggen aan anderen die er nog moeite mee hebben. Na afloop zijn ze allemaal erg enthousiast. En ik ook: dit is zinvol, dit laat iets zien van de vragen die er leven.

Gistermorgen ben ik weer teruggevlogen naar Sentani. Meteen een ontmoeting met Dick Kroneman, een uitgezondene van de GerGem die hier al 25 jaar werkt voor Wycliffe. Hij vertelt over de recente discussie die binnen Wycliffe is gevoerd over de vertaling van de term ‘Zoon van God’. Hij is daar zelf nauw betrokken geweest. Sommige vertalers bleken die term te hebben weergegeven met ‘Messias’. Maar dat is in feite geen vertalen meer. Op die manier probeer je een theologische probleem op te lossen in de vertaling. Er kwam dan ook protest vanuit de Bijbelgetrouwe achterban van de organisatie. Vervolgens probeerden die vertalers hun keuze theologisch en exegetisch te verantwoorden, o.a. door te stellen dat de term ‘Zoon van God’ in de Bijbel anachronistisch gebruikt wordt, net zoals ik bv kan zeggen dat mijn vrouw in Heemserveen geboren is, terwijl ze toen natuurlijk nog niet mijn vrouw was. Maar de onderbouwing dat dit met die term ook het geval is, laat zich volgens Dick exegetisch niet echt hard maken. En zet je zo niet de deur open om ook allerlei andere termen in de Bijbel op die manier te gaan weg interpreteren? Erg interessant allemaal, vooral omdat ik in mijn hoofdstuk voor de dogmatiek die we van LITINDO aan het schrijven zijn, me ook met dit onderwerp heb beziggehouden, gestimuleerd door wat prof. Van Bruggen daarover geschreven heeft in Het Evangelie van Gods Zoon. We spreken af dat Dick mijn stuk vanuit deze Wycliffe-discussie van commentaar zal voorzien.

Vandaag word ik bij de kerk van twee kanten benaderd voor het opzetten van een gemeente-bibliotheek. Waena wil dat gaan doen (hier aan de kust), en ook Manggelum (in het binnenland). Wel een mooi initiatief, en als het lukt wellicht ook een voorbeeld voor andere gemeenten. Ik beloof hen een lijst van boeken op te sturen, zodat ze kunnen kijken welke boeken ze daarvoor zouden willen bestellen. Ben benieuwd! Als het maar niet stukloopt op de financiering…
In Wamena doet één van de blanken een suggestie: jullie zouden een boek moeten schrijven over kerk en politiek, zegt hij. Niet alleen omdat zoveel pendeta’s de politiek in gaan, maar vooral omdat de politiek de kerk gebruikt, en de kerk zich door de politiek laat gebruiken. Bij verkiezingen bv belooft een partij van alles aan een pendeta, maar daar staat dan natuurlijk vervolgens wel wat tegenover. De pendeta’s zijn voor de politiek van groot belang, omdat zij zo’n beetje de enigen zijn die het vertrouwen van de bevolking genieten. Zij zijn immers niet door de overheid aangesteld. Maar dat de kerk een onafhankelijke positie ten opzichte van de politiek zou moeten bewaren, en ook een profetische taak heeft tegenover de politiek, beseft men totaal niet. En dan hebben we het nog niet eens over de verstrengeling van financiële belangen. Een goede suggestie, maar makkelijker gezegd dan gedaan! Toch wel belangrijk genoeg om serieus over na te denken.

Aan het eind van deze reis verschijnt aan de horizon al weer de volgende reis. Deze week kreeg ik onverwacht een vraag van de decaan van de theologische faculteit van de Universiteit op Ambon, wanneer ik daar weer eens kwam lesgeven. Stimulerend! Maar eens kijken of en wanneer dat ergens valt in te passen. En In Wamena heb ik samen met Marcel alvast wat lijnen uitgezet voor een survey op het voorkomen van tbc, malaria, en HIV/AIDS in Wanggemalo, in samenwerking met de Kalvari-kliniek, als Dineke daar komende zomer weer twee maanden naar toe gaat.
Maar eerst nog een weekje Sentani en Jakarta!

A Dieu!
Jaap

dinsdag 20 maart 2012

Boma, 18 maart 2012

“Dat mag niet jongens! Eruit!” Midden is een stroom Papua-maleis vallen opeens deze puur Nederlandse woorden. Hoor ik dat echt goed? Inderdaad, hij zegt het nog een keer: Papua is van ons, en de Indonesiërs zitten ons dwars, dus die moeten weg! “Dat mag niet jongens, eruit!” Betul! Papua voor de Papua’s!

Keer op keer schiet hij me aan. Telkens wil hij me nog weer ‘even’ wat vertellen, over de ´geschiedenis van Papua’, zoals hij die ziet, en steeds gaat het over hetzelfde: die Indonesiërs die hier niets te zoeken hebben. Kubokho, vroeger een geduchte figuur hier in Boma en in de wijde omtrek, en een heiden pur sang. Inmiddels gedoopt, laat ik me vertellen. Maar het is een zielige, dementerende oude man, al maar schuifelend door het dorp, op zoek naar mensen die hem willen aanhoren. Jongelui staan er wat lacherig naar te luisteren, kijken elkaar veelbetekenend aan, vinden hem vermakelijk. Niemand neemt hem echt serieus.

Begin deze week ben ik met de MAF vanuit Wamena naar Wanggemalo gevlogen. Ik kom in een leeg huis. De polik, die hier een aantal jaren was gevestigd, is inmiddels verhuisd naar het nieuwe gebouw dat daarvoor in het dorp is neergezet. Maar met de medicijnen en medische apparatuur zijn ook alle matrassen, het keukengerei, en wat er verder ook maar in huis was, verdwenen. Het is wel netjes geveegd. Irene heeft met haar man Semuel alles in orde gemaakt. Ze dachten dat Dineke er ook zou zijn. Jammer, nog even geduld!
Op de pendopo staan twee naaimachines. Ze doen het niet meer, en er ontbreken allerlei onderdelen. De andere twee machines hebben ze meegenomen naar het dorp. Maar die zijn intussen ook stuk. Omdat de kinderen er aan hebben gezeten, zeggen ze. Zal wel, maar daarom hadden ze die machines ook gewoon in ons huis moeten laten staan.
Tot mijn verrassing zijn er nog wel twee zonnepanelen achtergebleven, en een stel oude accu’s. De volgende dag lukt het me één van die accu’s weer aan de praat te krijgen en een lichtpunt te creëren in het donkere huis.

In het dorp wordt hard gewerkt: Zoals ik al had gehoord hebben ze van het bestuur grof geld gekregen; daarvoor moeten ze nu met grind en cement verharde wegen door het dorp aanleggen. Best wel een verbetering, maar het geld staat in geen verhouding tot de te leveren prestatie. Vorig jaar is Wanggemalo de hoofdplaats van het nieuwe district Kombai geworden. De opdeling van de grote oude districten een aantal kleinere heeft als voornaamste reden dat er dan voor de mensen in die districten meer geld beschikbaar komt, en de lijn naar de bevolking ook korter wordt. Maar de kerk staat er ondertussen vervallen bij, hoog nodig toe aan onderhoud, of beter: nieuwbouw. Maar daar zie ik niemand aan werken… Een evangelist die hier vanuit Boma geplaatst is klaagt dat de gemeente de beloften van de beroepbrief niet nakomt. Hij zelf doet daarom ook maar niets meer.

Donderdag ga ik op weg naar Boma. Het eerste traject is naar het dorpje Ndema, gelegen aan de Rufu, een zijrivier van de Manggono. Een aardig eind lopen, op zich goed te doen, maar omdat het de laatste dagen stevig geregend heeft, lopen we in de buurt van de Rufu vast. Het bos is hier compleet ondergelopen, en als we een uur tot aan onze knieën, en soms tot ons middel door het water hebben gewaad, komen we bij de snel stromende Rufu. De boomstam die hier normaal gesproken als brug dient, ligt meer dan een meter onder water. Boven water hebben ze wel een rotan gespannen, maar die biedt weinig houvast in die stroom. Met behulp van een paar jongelui aan de overkant wordt er daarom nog een boomstammetje in het water geplant. Met veel moeite lukt het nu om één van de rugzakken droog aan de overkant te krijgen. Als ik vervolgens zelf de overtocht waag, breekt het boomstammetje af, en hang ik midden in de rivier aan de rotan. Dan zit er weinig anders op dan verder te gaan zwemmen. Een eind stroomafwaarts kom ik aan wal, heerlijk opgefrist door het koele water. De anderen wagen de oversteek niet, en gaan stroomafwaarts op zoek naar een betere plek. Een half uur later komen ze aanlopen.

Ook in Ndema wordt aan de wegen gewerkt. Ook hier hebben ze daarvoor veel geld gekregen. Maar de kerk heeft veel weg van een varkensstal: de vloer staat half onder water, en de rest is modderig en groen uitgeslagen. Een evangelist is hier niet, en in 2004 is hier voor het laatst een consulent op bezoek geweest. Al die jaren geen Doop, geen Avondmaal, geen tucht, geen catechisatie. De gemeente verloopt, door sterfgevallen, door mensen die een tweede of derde vrouw trouwen. Men vertelt vol trots welke jongelui uit het dorp er al studeren. Maar niemand lijkt zich om de kerk te bekommeren…

De volgende dag lopen we naar het volgende dorp, Fifiro, aan de bovenloop van de Manggono. Op de normale weg blijkt het water te hoog gestaan. We gaan terug, en nemen de weg naar Boma, en steken dan een heel eind verder door naar de monding van de Rufu. Ook hier krijgen we te maken met rivieren die buiten hun oevers zijn getreden. Verschillende keren moet er een boom gekapt worden om een oversteek mogelijk te maken. Het laatste stuk vereist minder inspanning, in een door een motor aangedreven prauw van Ndema: vanaf hier is de rivier bevaarbaar.

In Fifiro kijk in mijn ogen uit: twee jaar geleden nog half vervallen kamponghuizen, nu wordt er hier een modeldorp uit de grond gestampt: wel doortimmerde huizen keurig in het gelid, onder blauw aluminium daken. Uiteraard ook weer met geld van de regering. Er staan verschillende generatoren, en er wordt gewerkt met elektrische schaafmachines.
Er staat hier ook een redelijk kerkje, gebouwd door SETIA, toen die even een dependance in Boma had. Er heeft hier ook een tijdje een evangelist van SETIA gewerkt, maar die heeft het kennelijk niet vol kunnen houden. Nu is er niemand. Als de schoolonderwijzer er is, leidt die de zondagse dienst(en). Maar verder is het hier hetzelfde verhaal als in Ndema: al jaren lang wordt er niet naar deze gemeente omgekeken. En stilstand is achteruitgang…

Het is een emotionele week. Het grijpt je aan, die kwijnende gemeenten, wat blijft er van over… En je maakt je kwaad op die consulent die maar niet komt, ook al weet je dat hij nog een hele reeks andere gemeenten onder zijn hoede heeft. Maar bijna 8 jaar is toch wel erg lang!
Emoties, ook door zoveel ontmoetingen met oude bekenden, die vol trots hun kinderen en kleinkinderen aanwijzen. Anderen, die in 1994 als kind bij ons afscheid aanwezig waren en zich dat nog wel kunnen herinneren.
Ayare in Wanggemalo, trouw en vriendelijk als altijd, maar nog altijd geen enkele interesse in de kerk. Zijn dochtertje Agustina is onlangs overleden: ze was aan het eind van de middag alleen op de vliegstrip wezen lopen, vertelt hij, en toen had een suangi (‘heks’) haar ‘gedood’, en toen ze vervolgens thuis kwam en de volgende dag met haar moeder het bos in ging, werd ze door een slang gebeten en zat ze dood bij haar moeder op de rug toen die weer terugkwam in het dorp.
Wonomayo in Fifiro, die me destijds vele malen in zijn prauw van Fifiro naar Uni bracht; ik logeer nu in zijn huis.
De oude Rowo in Uni, met wie we zo veel te stellen hebben gehad, en die ver vóór mijn tijd als jonge kerel samen met ds. Van der Velden vanuit Boma dit dorp heeft geopend.
Mesakh, de zoon van Willem (die 16 jaar lang mijn trouw hulp was, en kort daarna kwam te overlijden). De vorige week verloor hij zijn vrouw: ze overleed bij de bevalling, evenals de baby, hun eerste.
Agustina, de oudste dochter van Geyo. Ze komt in Boma naar me toelopen, en omhelst me. Ze was net als Emira een speelkameraadje van onze Nieke. Nu is ze getrouwd met een zoon van Kawangtet, en heeft een zoontje van een jaar, Yeschurun.
En nog zoveel anderen. Mantri Wangge, nog altijd in functie. De weduwe van Pius, die zich huilend aan me vastklemt. Haar man kwam een aantal jaren geleden om het leven op de thuisreis na een kerkelijke vergadering in Tanah Merah. En niet te vergeten Seli, die ik vanuit Boma via de radio spreek, en die me alsnog feliciteert met mijn verjaardag – ik wist het: zij houdt dat allemaal attent bij; ze was jaren lang onze trouw hulp in huis. Nu is ze al weer jaren getrouwd met Herman Korwa, één van de predikanten van de GGRI.

Herman Korwa is het, die ik zaterdag, als ik na een lange tocht over de Manggono en de Mapi – onderbroken voor een bezoek van een paar uur aan Uni – tot mijn verrassing in Boma ontmoet. En hij is het ook die zondagmorgen voorgaat in de dienst, met een preek over Romeinen 1:16-17, de tekst waarmee ik in 1977 door ds. S.S. Cnossen als predikant ben bevestigd: het Evangelie als kracht van God. Hoe is het mogelijk dat Paulus daar zo rotsvast van overtuigd is? Het Evangelie is toch gewoon een boodschap, het zijn alleen maar woorden… Ja, maar wel woorden van God, de Scheper, de Almachtige. Wie zou Zijn Woord van zijn kracht kunnen beroven, of die kracht kunnen tegengaan?! Gods kracht werkt in de verkondiging van het Evangelie, als een tweesnijdend zwaard. Dáárom kan het Evangelie mensen tot geloof brengen!
Ik ben diep ontroerd. Deze preek, deze boodschap, op dit moment, na die ontmoedigende bezoeken van de afgelopen week. Dit helpt mij er weer bovenop! Wat is Gods leiding soms wonderlijk… Zijn kracht moet het doen, en zal het ook doen. Dat kun je rustig aan Hem overlaten. Als je daar niet rotsvast van overtuigd bent, kun je hier maar beter ophouden. Het hangt uiteindelijk niet af van een consulent die op bezoek komt, of van een gemeente die goed voor een evangelist zorgt, of van een evangelist die het kan volhouden. “Vertrouwen op de Geest van God, die door alles heen werkt! Vertrouwen dat God niet laat varen wat Zijn hand begon.” Regels uit een gedicht aan de muur in het zendingshuis in Boma.

Zondagavond ben ik te gast op de SAP, de Praktische Bijbelschool. Voor 38 evangelisten die deze cursus volgen, en de drie nationale docenten: pendeta Herman Korwa, pendeta Yulianus Kiam, en pendeta Daniel Infaidan, mag ik iets vertellen over LITINDO, en over de boeken die het laatste halfjaar zijn verschenen. Na bijna elk boek ontstaat een discussie, waarin men vertelt hoe actueel en belangrijk deze boeken zijn, juist ook nu hier op Papua! De GGRI wordt door anderen bevraagd over het waarom van de kinderdoop, en er zijn zelfs al mensen uit onze kerken die zich op een massabijeenkomst in Tanah Merah hebben laten overdopen. Het gevaar van de charismatische beweging is niet iets waar we straks mee te maken zouden kunnen krijgen, maar een gevaar dat al midden onder ons is! En het gebed: laatst vroeg één van de cursisten aan pendeta Kiam om een boekje over het gebed: hoe we moeten bidden, wat we mogen bidden, wat we van het gebed mogen verwachten. En zo’n eenvoudig commentaar op Handelingen is natuurlijk meer dan welkom!
Uiteraard krijgen we het over hoe ze die boeken kunnen krijgen. Het probleem van de distributie, en van de betaalbaarheid van deze boeken voor arme evangelisten aan de bovenloop van de Kolff, of in een dorpje midden in het dichte oerwoud van de Korowai. Voor de SAP krijg ik alvast een bestelling mee: 50 exemplaren van Roep Mij aan (van H. Westerink) en van Gereformeerde Kanoniek (van de oud-docent van de STM in Boma, wijlen ds. Daan Zandbergen).

LITINDO is als een fabriek die de leer van de Gereformeerde kerk voortzet, zegt pendeta Kiam; “laat LITINDO alsjeblieft niet ophouden: dit is de ruggegraat, die kracht geeft aan onze Gereformeerde identiteit!” Bemoedigende woorden. Maar het meest bemoedigd ben ik door het feit dat er hier bijna 40 evangelisten zitten, die morgen weer uitvliegen naar alle windstreken met het Woord van het Evangelie. Gods reddende kracht voor allen die geloven!

A Dieu!
Jaap

maandag 12 maart 2012

Wamena, 11 maart 2012

Eergisteren is onze moeder gestorven; vandaag is de derde dag, en met deze dienst sluiten we de rouwperiode af. Morgen rouwen we niet meer. Jezus is gestorven, en op de derde dag opgestaan! We zijn van Hem. En zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben!

Wusèrem, een klein dorpje aan de samenvloeiing van de Mugi en de Baliem. Ik ben hier ‘toevallig’ verzeild geraakt. Omdat ik deze week geen vlucht naar Wanggemalo of Boma kon krijgen, heb ik zomaar opeens een paar ‘vrije’ dagen. Dus de wandelschoenen tevoorschijn gehaald en de bergen in. Moederziel alleen, maar ik ken de weg, en heb er geen behoefte aan om door een of andere gids op sleeptouw genomen te worden. Waar ik loop is het schitterend weer; ver achter mij trekt boven Wamena de lucht dicht en hoost het er voor het eerst sinds lange tijd. Fijn voor al die mensen die tekort aan water hadden!

Aan het eind van de middag kom ik in Ugem, een dorp hoog tegen de bergen aan de ingang van de Mugi-vallei. Het wordt tijd om een slaapplek te zoeken. Vriendelijke mensen wijzen mij een ‘hotel’, zo van een afstand te zien niet meer dan een houten bivak. Heb ik niet veel zin in. En dus vraag ik de mensen of ze mantri (gezondheidswerker) Ham Lokon kennen; vanmorgen was ik nog even bij Sue, en zij vertelde dat die hier ergens moet werken. Die beide namen van Sue en van die mantri doen de mensen op slag ontdooien. Opeens ben ik voor hen geen toerist meer. Ze brengen me naar de rand van de heuvel, en wijzen naar een paar huizen ver beneden in de diepte: daar woont die mantri, helemaal niet ver! Nee, maar ik weet nog maar al te goed hoe hoog en steil die afdaling is. In 2010 zijn Dineke en ik met veel moeite langs die weg naar boven geklauterd! Maar goed, het moet kunnen, en dus neem ik afscheid van de mensen, en begin aan de afdaling. Weer helemaal alleen.

Ondertussen is het weer nu ook hier omgeslagen. Prachtig om te zien: die regen die daar beneden die een regenboog tegen de bergen doet oplichten. Maar als het begint te miezeren, wordt het minder leuk! De afdaling vraagt sowieso al je volledige concentratie, maar de regen veroorzaakt een gladheid die het ronduit gevaarlijk maakt. Maar er is geen alternatief, dus maar gewoon de tijd er voor nemen.
Eindelijk ben ik beneden, en kom ik bij het huis dat ze me boven hebben aangewezen. Potdicht, alles op slot, geen mens te zien! Ook de andere huizen in deze kleine gemeenschap zijn volledig verlaten. Alleen een magere hond scharrelt rond en kijkt me achterdochtig aan. Het lijkt erop dat ik een probleem heb! Het is intussen kwart voor vijf. Weer terug die heuvel op zie ik echt niet meer zitten. Verder gaan ook niet: ik heb geen idee hoe die weg is en hoever ik dan moet gaan voor ik ergens mensen vindt. Ik ga op een droge plek zitten bij het hoofdpad, in de hoop dat er iemand langs komt die me kan helpen. Ik voel me nu toch wel behoorlijk alleen…

Een kwartiertje later zie ik achter mij iemand over het grasveld tussen de huizen lopen. Ik er achteraan. Het blijkt een oude man te zijn, die geen woord Indonesisch spreekt. Maar als ik de naam van de mantri noem houdt hij een heel verhaal, en wijst ergens naar de bergen aan de andere kant van de rivier. Daar zal hij dan wel ergens zijn, maar hoe ver, en voor hoelang? Ik maak een gebaar van slapen. Dat begrijpt hij, en hij wenkt me mee te komen. Zijn hut blijkt een eindje achter die van de mantri te staan. Zo slaap ik die nacht samen met die oude baas, zonder dat we ook maar één woord van elkaar verstaan. Er is geen eten of drinken. Gelukkig heb ik nog een paar komkommers en mandarijntjes, die deel ik met hem, evenals een stuk chocola dat ik van huis heb meegenomen. Als we ons al allebei al op het stro op de grond hebben neergelegd om te gaan slapen, horen we in de hut naast ons een vrouw thuiskomen. Even later komt die een bordje met wat witte rijst brengen. Maar ook met haar blijkt geen communicatie mogelijk. Ik ga weer liggen. De hele nacht hoor ik in de diepte het donkere bruisen van de Baliem; het is hier nooit helemaal stil.

De volgende morgen neem ik afscheid van de vriendelijke baas. Ik heb besloten om vandaag nog een stukje verder te gaan, en dan vanmiddag hier weer terug te komen; wie weet is de mantri er dan wel. Het is maar goed dat ik gisteren niet verder ben gegaan, want de weg daalt steil af in het ravijn van de Mugi-rivier. Ik kom bij de brug die er boven dat kolkende water gelukkig solide uitziet. Eerst maar wat foto’s maken. Als ik daar mee bezig ben, komt er een man van de andere kant aanlopen, die me de hand schudt en vraagt waar ik vandaan kom, en waar ik heen wil. Fijn weer iemand te ontmoeten met wie je kunt praten! Als ik vertel dat ik gisteren op zoek was naar mantri Ham Lokon, zegt hij: ja, maar dat ben ik! Hij moet het twee keer zeggen voor het tot me doordringt: dat verwacht je op zo’n moment totaal niet.
Hij vertelt hoe het komt dat alles hier de vorige avond zo verlaten was: eergisteren is zijn moeder overleden, en ze zijn nu met z’n allen in de kleine nederzetting vlak aan de overkant van de rivier. Vandaag is de derde dag, de dag dat ze de rouwperiode met een dienst en een gezamenlijke maaltijd afsluiten. Hij nodigt me uit vandaag bij hem te blijven. Even later lopen we aan de overkant het steile pad op naar boven, en daar in dat dorp maak ik die dag alles mee, en praat met tal van mensen. Tussendoor neemt de mantri me mee naar nog weer een ander dorp, een heel stuk verder omhoog, met een schitterend uitzicht over de Baliemkloof. Dit is het eigenlijke Wusèrem.

Rond een uur of twee begint de dienst. Niet in de kerk, maar midden in het dorp. Iedereen neemt plaats op plankjes die op de grond zijn gelegd. Ik houd mijn pet op: de zon brand fel, en mijn haren bieden maar weinig bescherming meer. De oude man naast me heeft hetzelfde probleem. Alleen met het bidden gaat zijn pet af. Onder begeleiding van een gitaar gaan we zingen; en het kernwoord van één van de eerste liederen is bersukaria: wees blij! Het wordt een fantastische middag, daar in de brandende zon. Ik moet denken aan het woord van de Prediker: Het is beter te gaan naar een huis van rouw dan te gaan naar een huis van feestgelag… (7:2) Ik voel het echt als een leiding van de Here dat ik hier vandaag terecht ben gekomen. Ik ging op pad om te genieten van de grootsheid van de schepping, maar kreeg daarbij nog iets veel mooiers: een blik in het leven van een geïsoleerde gemeente op één van de kernmomenten van het menselijke bestaan. Een dag om nooit te vergeten. Trouwens ook een stukje fieldtasting zoals dat één van de doelstellingen is op onze LITINDO-reizen.

Fieldtesting (de andere doelstelling) deed ik eerder deze week. Aan de Theologische Opleiding van de GJPI (ontstaan als zegen op het zendingswerk vanuit de Gereformeerde Gemeenten) behandelde ik het eerste hoofdstuk van de Dordtse Leerregels. Voor LITINDO ben ik momenteel bezig met de vertaling van een commentaar op dit belijdenisgeschrift, van de hand van rev. Art van Delden van de Free Reformed Churches of Australia. De eerste dag is ontnuchterend. Op mijn vraag op grond waarvan God ons heeft uitgekozen, en anderen niet, komt het zelfverzekerde antwoord: op grond van onze werken! En denk nou maar niet dat er hier nog nooit eerder les is gegeven over dit onderwerp! Mijn vraag blijkt een maand eerder een tentamenvraag te zijn geweest… Werk aan de winkel dus! Ik zet ze de volgende dagen in groepjes aan het werk om de voorlopige vertaling per paragraaf te bespreken. Gelukkig komen er dan ook antwoorden die van een beter begrip blijk geven.

Tussen de lessen is er ook tijd voor een bezoek aan de Kalvari-kliniek. Op deze vanuit de GIDI-kerk opgezette kliniek richt men zich vooral op ziekten als Aids, TBC, en geslachtsziekten; die eerste twee gaan hier trouwens hand in hand, vertelt Marcel Kooijmans. Hij werkt hier voor World Team, gesponsord door DVN, en begeleidt het medische team organisatorisch. Hij geeft me een rondleiding en laat zien hoe iedere nieuwe patiënt eerst naar de onderzoekkamer gaat. Als de uitslag er is gaan ze door naar de medicatie, en vervolgens naar de apotheek om de medicijnen op te halen. Voor ze dan naar huis gaan, komen ze eerst nog in de ruang doa, de gebedsruimte. Daar zit een pendeta van de GIDI om hen te begeleiden en met hen te bidden. Marcel vertelt dat er hier regelmatig mensen christen worden. Laat kwam er een meisje die ook christen was geworden, een paar week later terug: ze had een probleem… “Nou vertel maar eens dan.” “Wel, ik heb een vriendin, en die wil misschien ook wel christen worden, maar ze is nog niet ziek…”
Het team van ca. 20 verpleegkundigen, laboranten, administratieve werkers, en een pendeta (tot nu toe allemaal Papua´s) doet fantastisch werk. Maar er is uitbreiding nodig, zegt Marcel. En er moet ook een dokter komen. Eén van de verpleegkundigen is daarvoor naar Menado, om te proberen Papua-studenten geneeskunde hiervoor te motiveren.
In het kantoortje staan duizenden patiëntendossiers. Voor de kliniek zitten een stuk of 15 patiënten te wachten tot ze aan de beurt zijn. Er waren vanmorgen veel meer, maar de anderen moeten later in de week terugkomen. Er wordt niet veel gepraat, en er hangt een wat gelaten sfeer. Begrijpelijk: hun situatie lijkt zo donker en uitzichtloos. Maar op deze kliniek doen ze hun best om te laten zien dat er wel degelijk licht en toekomst voor hen is. Door de medicijnen. Maar meer nog door het Woord van onze God!
En geldt dat niet voor ons allemaal?

A Dieu,
Jaap