dinsdag 20 maart 2012

Boma, 18 maart 2012

“Dat mag niet jongens! Eruit!” Midden is een stroom Papua-maleis vallen opeens deze puur Nederlandse woorden. Hoor ik dat echt goed? Inderdaad, hij zegt het nog een keer: Papua is van ons, en de Indonesiërs zitten ons dwars, dus die moeten weg! “Dat mag niet jongens, eruit!” Betul! Papua voor de Papua’s!

Keer op keer schiet hij me aan. Telkens wil hij me nog weer ‘even’ wat vertellen, over de ´geschiedenis van Papua’, zoals hij die ziet, en steeds gaat het over hetzelfde: die Indonesiërs die hier niets te zoeken hebben. Kubokho, vroeger een geduchte figuur hier in Boma en in de wijde omtrek, en een heiden pur sang. Inmiddels gedoopt, laat ik me vertellen. Maar het is een zielige, dementerende oude man, al maar schuifelend door het dorp, op zoek naar mensen die hem willen aanhoren. Jongelui staan er wat lacherig naar te luisteren, kijken elkaar veelbetekenend aan, vinden hem vermakelijk. Niemand neemt hem echt serieus.

Begin deze week ben ik met de MAF vanuit Wamena naar Wanggemalo gevlogen. Ik kom in een leeg huis. De polik, die hier een aantal jaren was gevestigd, is inmiddels verhuisd naar het nieuwe gebouw dat daarvoor in het dorp is neergezet. Maar met de medicijnen en medische apparatuur zijn ook alle matrassen, het keukengerei, en wat er verder ook maar in huis was, verdwenen. Het is wel netjes geveegd. Irene heeft met haar man Semuel alles in orde gemaakt. Ze dachten dat Dineke er ook zou zijn. Jammer, nog even geduld!
Op de pendopo staan twee naaimachines. Ze doen het niet meer, en er ontbreken allerlei onderdelen. De andere twee machines hebben ze meegenomen naar het dorp. Maar die zijn intussen ook stuk. Omdat de kinderen er aan hebben gezeten, zeggen ze. Zal wel, maar daarom hadden ze die machines ook gewoon in ons huis moeten laten staan.
Tot mijn verrassing zijn er nog wel twee zonnepanelen achtergebleven, en een stel oude accu’s. De volgende dag lukt het me één van die accu’s weer aan de praat te krijgen en een lichtpunt te creëren in het donkere huis.

In het dorp wordt hard gewerkt: Zoals ik al had gehoord hebben ze van het bestuur grof geld gekregen; daarvoor moeten ze nu met grind en cement verharde wegen door het dorp aanleggen. Best wel een verbetering, maar het geld staat in geen verhouding tot de te leveren prestatie. Vorig jaar is Wanggemalo de hoofdplaats van het nieuwe district Kombai geworden. De opdeling van de grote oude districten een aantal kleinere heeft als voornaamste reden dat er dan voor de mensen in die districten meer geld beschikbaar komt, en de lijn naar de bevolking ook korter wordt. Maar de kerk staat er ondertussen vervallen bij, hoog nodig toe aan onderhoud, of beter: nieuwbouw. Maar daar zie ik niemand aan werken… Een evangelist die hier vanuit Boma geplaatst is klaagt dat de gemeente de beloften van de beroepbrief niet nakomt. Hij zelf doet daarom ook maar niets meer.

Donderdag ga ik op weg naar Boma. Het eerste traject is naar het dorpje Ndema, gelegen aan de Rufu, een zijrivier van de Manggono. Een aardig eind lopen, op zich goed te doen, maar omdat het de laatste dagen stevig geregend heeft, lopen we in de buurt van de Rufu vast. Het bos is hier compleet ondergelopen, en als we een uur tot aan onze knieën, en soms tot ons middel door het water hebben gewaad, komen we bij de snel stromende Rufu. De boomstam die hier normaal gesproken als brug dient, ligt meer dan een meter onder water. Boven water hebben ze wel een rotan gespannen, maar die biedt weinig houvast in die stroom. Met behulp van een paar jongelui aan de overkant wordt er daarom nog een boomstammetje in het water geplant. Met veel moeite lukt het nu om één van de rugzakken droog aan de overkant te krijgen. Als ik vervolgens zelf de overtocht waag, breekt het boomstammetje af, en hang ik midden in de rivier aan de rotan. Dan zit er weinig anders op dan verder te gaan zwemmen. Een eind stroomafwaarts kom ik aan wal, heerlijk opgefrist door het koele water. De anderen wagen de oversteek niet, en gaan stroomafwaarts op zoek naar een betere plek. Een half uur later komen ze aanlopen.

Ook in Ndema wordt aan de wegen gewerkt. Ook hier hebben ze daarvoor veel geld gekregen. Maar de kerk heeft veel weg van een varkensstal: de vloer staat half onder water, en de rest is modderig en groen uitgeslagen. Een evangelist is hier niet, en in 2004 is hier voor het laatst een consulent op bezoek geweest. Al die jaren geen Doop, geen Avondmaal, geen tucht, geen catechisatie. De gemeente verloopt, door sterfgevallen, door mensen die een tweede of derde vrouw trouwen. Men vertelt vol trots welke jongelui uit het dorp er al studeren. Maar niemand lijkt zich om de kerk te bekommeren…

De volgende dag lopen we naar het volgende dorp, Fifiro, aan de bovenloop van de Manggono. Op de normale weg blijkt het water te hoog gestaan. We gaan terug, en nemen de weg naar Boma, en steken dan een heel eind verder door naar de monding van de Rufu. Ook hier krijgen we te maken met rivieren die buiten hun oevers zijn getreden. Verschillende keren moet er een boom gekapt worden om een oversteek mogelijk te maken. Het laatste stuk vereist minder inspanning, in een door een motor aangedreven prauw van Ndema: vanaf hier is de rivier bevaarbaar.

In Fifiro kijk in mijn ogen uit: twee jaar geleden nog half vervallen kamponghuizen, nu wordt er hier een modeldorp uit de grond gestampt: wel doortimmerde huizen keurig in het gelid, onder blauw aluminium daken. Uiteraard ook weer met geld van de regering. Er staan verschillende generatoren, en er wordt gewerkt met elektrische schaafmachines.
Er staat hier ook een redelijk kerkje, gebouwd door SETIA, toen die even een dependance in Boma had. Er heeft hier ook een tijdje een evangelist van SETIA gewerkt, maar die heeft het kennelijk niet vol kunnen houden. Nu is er niemand. Als de schoolonderwijzer er is, leidt die de zondagse dienst(en). Maar verder is het hier hetzelfde verhaal als in Ndema: al jaren lang wordt er niet naar deze gemeente omgekeken. En stilstand is achteruitgang…

Het is een emotionele week. Het grijpt je aan, die kwijnende gemeenten, wat blijft er van over… En je maakt je kwaad op die consulent die maar niet komt, ook al weet je dat hij nog een hele reeks andere gemeenten onder zijn hoede heeft. Maar bijna 8 jaar is toch wel erg lang!
Emoties, ook door zoveel ontmoetingen met oude bekenden, die vol trots hun kinderen en kleinkinderen aanwijzen. Anderen, die in 1994 als kind bij ons afscheid aanwezig waren en zich dat nog wel kunnen herinneren.
Ayare in Wanggemalo, trouw en vriendelijk als altijd, maar nog altijd geen enkele interesse in de kerk. Zijn dochtertje Agustina is onlangs overleden: ze was aan het eind van de middag alleen op de vliegstrip wezen lopen, vertelt hij, en toen had een suangi (‘heks’) haar ‘gedood’, en toen ze vervolgens thuis kwam en de volgende dag met haar moeder het bos in ging, werd ze door een slang gebeten en zat ze dood bij haar moeder op de rug toen die weer terugkwam in het dorp.
Wonomayo in Fifiro, die me destijds vele malen in zijn prauw van Fifiro naar Uni bracht; ik logeer nu in zijn huis.
De oude Rowo in Uni, met wie we zo veel te stellen hebben gehad, en die ver vóór mijn tijd als jonge kerel samen met ds. Van der Velden vanuit Boma dit dorp heeft geopend.
Mesakh, de zoon van Willem (die 16 jaar lang mijn trouw hulp was, en kort daarna kwam te overlijden). De vorige week verloor hij zijn vrouw: ze overleed bij de bevalling, evenals de baby, hun eerste.
Agustina, de oudste dochter van Geyo. Ze komt in Boma naar me toelopen, en omhelst me. Ze was net als Emira een speelkameraadje van onze Nieke. Nu is ze getrouwd met een zoon van Kawangtet, en heeft een zoontje van een jaar, Yeschurun.
En nog zoveel anderen. Mantri Wangge, nog altijd in functie. De weduwe van Pius, die zich huilend aan me vastklemt. Haar man kwam een aantal jaren geleden om het leven op de thuisreis na een kerkelijke vergadering in Tanah Merah. En niet te vergeten Seli, die ik vanuit Boma via de radio spreek, en die me alsnog feliciteert met mijn verjaardag – ik wist het: zij houdt dat allemaal attent bij; ze was jaren lang onze trouw hulp in huis. Nu is ze al weer jaren getrouwd met Herman Korwa, één van de predikanten van de GGRI.

Herman Korwa is het, die ik zaterdag, als ik na een lange tocht over de Manggono en de Mapi – onderbroken voor een bezoek van een paar uur aan Uni – tot mijn verrassing in Boma ontmoet. En hij is het ook die zondagmorgen voorgaat in de dienst, met een preek over Romeinen 1:16-17, de tekst waarmee ik in 1977 door ds. S.S. Cnossen als predikant ben bevestigd: het Evangelie als kracht van God. Hoe is het mogelijk dat Paulus daar zo rotsvast van overtuigd is? Het Evangelie is toch gewoon een boodschap, het zijn alleen maar woorden… Ja, maar wel woorden van God, de Scheper, de Almachtige. Wie zou Zijn Woord van zijn kracht kunnen beroven, of die kracht kunnen tegengaan?! Gods kracht werkt in de verkondiging van het Evangelie, als een tweesnijdend zwaard. Dáárom kan het Evangelie mensen tot geloof brengen!
Ik ben diep ontroerd. Deze preek, deze boodschap, op dit moment, na die ontmoedigende bezoeken van de afgelopen week. Dit helpt mij er weer bovenop! Wat is Gods leiding soms wonderlijk… Zijn kracht moet het doen, en zal het ook doen. Dat kun je rustig aan Hem overlaten. Als je daar niet rotsvast van overtuigd bent, kun je hier maar beter ophouden. Het hangt uiteindelijk niet af van een consulent die op bezoek komt, of van een gemeente die goed voor een evangelist zorgt, of van een evangelist die het kan volhouden. “Vertrouwen op de Geest van God, die door alles heen werkt! Vertrouwen dat God niet laat varen wat Zijn hand begon.” Regels uit een gedicht aan de muur in het zendingshuis in Boma.

Zondagavond ben ik te gast op de SAP, de Praktische Bijbelschool. Voor 38 evangelisten die deze cursus volgen, en de drie nationale docenten: pendeta Herman Korwa, pendeta Yulianus Kiam, en pendeta Daniel Infaidan, mag ik iets vertellen over LITINDO, en over de boeken die het laatste halfjaar zijn verschenen. Na bijna elk boek ontstaat een discussie, waarin men vertelt hoe actueel en belangrijk deze boeken zijn, juist ook nu hier op Papua! De GGRI wordt door anderen bevraagd over het waarom van de kinderdoop, en er zijn zelfs al mensen uit onze kerken die zich op een massabijeenkomst in Tanah Merah hebben laten overdopen. Het gevaar van de charismatische beweging is niet iets waar we straks mee te maken zouden kunnen krijgen, maar een gevaar dat al midden onder ons is! En het gebed: laatst vroeg één van de cursisten aan pendeta Kiam om een boekje over het gebed: hoe we moeten bidden, wat we mogen bidden, wat we van het gebed mogen verwachten. En zo’n eenvoudig commentaar op Handelingen is natuurlijk meer dan welkom!
Uiteraard krijgen we het over hoe ze die boeken kunnen krijgen. Het probleem van de distributie, en van de betaalbaarheid van deze boeken voor arme evangelisten aan de bovenloop van de Kolff, of in een dorpje midden in het dichte oerwoud van de Korowai. Voor de SAP krijg ik alvast een bestelling mee: 50 exemplaren van Roep Mij aan (van H. Westerink) en van Gereformeerde Kanoniek (van de oud-docent van de STM in Boma, wijlen ds. Daan Zandbergen).

LITINDO is als een fabriek die de leer van de Gereformeerde kerk voortzet, zegt pendeta Kiam; “laat LITINDO alsjeblieft niet ophouden: dit is de ruggegraat, die kracht geeft aan onze Gereformeerde identiteit!” Bemoedigende woorden. Maar het meest bemoedigd ben ik door het feit dat er hier bijna 40 evangelisten zitten, die morgen weer uitvliegen naar alle windstreken met het Woord van het Evangelie. Gods reddende kracht voor allen die geloven!

A Dieu!
Jaap

Geen opmerkingen:

Een reactie posten